Trostomaten, 2005, 80x60cm. Collectie Dordrechts Museum (l)
Dick by Dawn, 2009, 60x50cm. Particuliere collectie (r)
Alleen al om de titels zou je verliefd kunnen worden op het schilderwerk van Ina van Zyl (Ceres, Zuid-Afrika, 1971). Vagina’s, tepels, pikken, eikels of bobbels in zwembroeken geeft zij fantasierijke benamingen mee: The road (2010), Tunnel (2009), Valley (2006), Labia Minora (2004), Spitzkoppe (2005) of recht voor zijn raap Dick by Dawn (2009) dan wel gewoon dat wat je ziet: Kut (2005). Ina van Zyl houdt wel van dit soort humor, al waakt ze voor ‘geinigheid’ in haar werk. Haar titels kun je lezen als een deel van het schilderij, alsof de kunstenaar het completeert met iets wat zich in het werk verbergt of er überhaupt niet in zit. Nu schildert Ina van Zyl niet alleen broeierige taferelen van ‘vleselijke landschappen’, vagina’s als bergspleten of bergen van gezwollen tepels. Andere lichamelijke, wulpse aanzichten van tenen, nagels en hielen, handen en tongen heeft de kunstenaar ons in de loop der jaren ook voorgeschoteld. Aan onderwerpen heeft zij trouwens meer voorhanden. Altijd zoomt ze er op in, zoals op bolronde vruchten, voluptueuze bloemen of zaadbollen. Die etaleren evenzeer een sensuele inslag, dat kun je zelfs ervaren op schilderijen van een Berliner bol, een ijsje of een opgemaakt half ei. Ook geliefde en alledaagse gebruiksvoorwerpen als tassen of glazen keren herhaaldelijk terug in haar kunst. En niet te vergeten de (zelf)portretten, liggend of half geschilderd, frontaal of van achteren. Het gelaat lijkt vaak achter een masker verstopt. Kortom, Ina van Zyl schildert een scala aan gevarieerde en prikkelende onderwerpen. Op de kijker hebben ze een buitengewone aantrekkingskracht. Geheid zal deze of gene er wel eens beschaamd bij wegkijken, moreel gekwetst of omdat men het als pervers ervaart. Waar de kunstenaar helemaal niet op uit is.
Berliner Bol, 2005, 80x100cm. Collectie Gemeentemuseum Den Haag (l)
Kamer, 2005, 50x50cm. Particuliere collectie (r)
Allesbepalend in de kunst van Ina van Zyl is een hevig doorvoeld vorm- en verfgebruik. Maar bovenal de overheersende donkere kleuren waarvan zij zich bedient. Zinnelijke onderwerpen verbeeldt ze herkenbaar als ware het close-ups, op relatief kleine doeken, dusdanig uitvergroot en compact geschilderd dat er voor een achtergrond of omgeving nauwelijks ruimte is. Of het nu geslachtsdelen, tenen, vruchten of portretten zijn, ze lijken zich alle uit het schilderij te willen persen. Ronde vormen zijn een wezenlijk element: bezie Eén Pruim (2008), de borst in Rubens Vrouw (2004) of een teen van achteren (Tweede Teen Achteraanzicht, 2005). Om de spanning en de monumentaliteit te accentueren zijn het uitvergroten van het onderwerp en het intense kleurgebruik cruciaal. Van Zyls voorliefde gaat uit naar zware, donkere tinten, bruine, diepe olijf- en blauwgroene, gelige kleuren en okers, hetgeen mogelijk vanuit haar Zuid-Afrikaanse roots verklaarbaar is, maar toch veel meer een schilderkunstig issue lijkt. Steevast openbaart zich het contrast van licht en donker, die vorm en volume definiëren. Rembrandtiek wordt haar werk wel genoemd, zoals het in donkerbruinen en okers is uitgevoerd, en overeenkomsten vertoont met de licht-donkerkwaliteiten die op schilderijen van Rembrandt te zien zijn. Het gebruik van kleur heeft door de jaren een verandering ondergaan. In vroegere werken vallen naast bruin, oker of rood ook lichtere kleuren op. In Cinderella (1999), Diervel Skoene (2000) bijvoorbeeld, of felrode lippen in het halve portret Moedervlek (2001), dat we bij kunstcentrum Heden al in een vroeg stadium verwierven. Enkele schilderijen, die begin van deze eeuw ontstonden, bestaan slechts uit twee of drie kleurvlakken: oker, turquoise en paars in Kamer (2005) bijvoorbeeld. Donkerder dan in het schilderij Eén Pruim kan het nauwelijks worden. Je hebt licht nodig om het onderwerp te kunnen onderscheiden. Zeker bij schemering of in de avond lukt dat door de diepdonkere tinten ¬– bruine, donkergroene en blauwgroene – nauwelijks meer. Dit kleurgebruik zet de blik van de kijker op scherp. Hoe donker kun je schilderen zonder dat het schilderij doodslaat? Hoe krijgt ze het voor elkaar de kleuren zo in elkaar te laten opgaan? Frappant is de weerbarstige rulle textuur van de subtiel geschilderde doeken, alsof die zich in verf verslikken. De kunstenaar schildert in lagen, nat op nat. De eerste laag laat ze niet altijd opdrogen, alvorens ze met de volgende aan de slag gaat. Meestal worden de overige lagen vettig op het doek gesmeerd. Aan de oppervlakte droogt de verf het snelst, waar zich dan dunne velletjes vormen. Door daar overheen te schilderen, scheuren ze, en mengen de krulletjes verharde verf zich met de natte verf, die zij vervolgens laat zitten. Het bewerkstelligt een frommelige, ‘korzelige’ verfhuid. Om zo het overzicht op het verloop van de kleuren te houden, moet je van goede huize komen. En dat doet Ina van Zyl, ofschoon het pasteuze schilderwerk met die stroeve verf en dunne contouren je nog wel eens van de voorstelling wil afleiden. ‘Ina van Zyl lijkt alles in en met haar schilderijen te doen, dat eigenlijk niet hoort’, schreef curator Moniek Peters in 2005, die de kunstenaar dat jaar de eerste museale expositie in Nederland bezorgde.
Eén Pruim, 2008, 55x65cm. Particuliere collectie (lb)
Tweede Teen Achteraanzicht, 2005, 160x100cm. Collectie Van den Ende Foundation (rb)
Moedervlek, 2001, 60x75cm. Collectie Heden (o)
Eigenlijk vrij onverwacht verzeilde Ina van Zyl in 1994 in ons land. De Thami Mnyele Studio – opgericht door Amsterdamse kunstenaars – bood Afrikaanse kunstenaars een residentie, waardoor ze hier vier maanden kon werken. Meteen ervoer ze alom een enorme vrijheid, de beeldende kunst in Nederland met zijn vele expositieplekken werkte bovendien katalyserend. In haar geboorteland studeerde zij Skone Kunste en grafische vormgeving aan de Universiteit van Stellenbosch. De comics die ze tijdens haar studie voor het satirische undergroundstripblad Bitterkomix tekende, markeren het begin van haar kunstenaarschap. Die laten al duidelijk voorstellingen in close-up zien, voor een enkel beeld reserveerde ze toen al telkens één vel papier, op het wat ongebruikelijke A3-formaat . Met het uitvergroten van de figuren in het beruchte en verboden Bitterkomix gaf ze haar kritiek op het apartheidsregime vorm. Geleidelijk schakelde ze over van de toegepaste grafische vormgeving naar Skone Kunste met als hoofdvak tekenen, waar ze uiteindelijk in mocht afstuderen.
In 1996 werd ze toegelaten tot De Ateliers in Amsterdam. Op de eerste schilderijen die zij er maakte – voordien had ze eigenlijk alleen maar geschilderd om te voelen hoe dat was – zijn veel mensfiguren te zien die ze van teksten voorzag. Geen ongebruikelijke stap voor een kunstenaar die zich tot dan toe met het maken van comics had beziggehouden. Haar begeleiders op De Ateliers, onder andere Jan Dibbets, van wie ze veel opstak, bleken strenge leermeesters. Vanaf die tijd verkoos Ina van Zyl specifieke voorstellingen, die dichtbij haar zelf liggen. Géén zestien korte beelden meer, zoals in Bitterkomix, maar vooral veel weglaten, het onderwerp tot één ding reduceren om zo de monumentaliteit van de voorstelling door te zetten. Toen na de opleiding aan De Ateliers de nodige aanbiedingen voor tentoonstellingen binnendruppelden, en zij al vroeg in de kunstprijzen viel (de Buning Brongers Prijs in 1998 en de Koninklijke Subsidie in 2000), besloot ze definitief niet meer naar Zuid-Afrika terug te keren.
Haar werk lijkt echter niet te ontkomen aan een zekere drang naar de plek te willen waar ze vandaan komt. Eens vertelde Ina van Zyl in een interview dat veel van haar werk met verlangen en eenzaamheid te maken heeft. De Tafelberg bij Boplaas bijvoorbeeld symboliseert het stille, onverholen verlangen naar een omgeving met veel afgevlakte bergtoppen, de streek waar zij is opgegroeid. Evenzeer geldt dat voor een tekst als ‘Afkomstig uit Zuid-Afrika’ op een stickertje, dat Albert Heijn op zijn groene Granny-appels plakt. ‘Appels, tomaten, schoenen en andere, al dan niet luxe objecten uit het dagelijkse leven bekijk ik wellicht met een andere blik dan de geboren en getogen Europeaan. Hierover schilderen is voor mij de manier om uiting te geven aan gevoelens van vervreemding en eenzaamheid. In die zin heeft een eeuwenoud schilderkunstig genre als het stilleven voor mij actuele betekenis’, liet ze erover los. Zo bezien is het niet vreemd dat bloemen en vruchten in overvloed op haar doeken verschijnen. Alle deze terugkerende onderwerpen leggen een zwoele sfeer aan de dag, afwisselend hard en zacht, afstotend en tastbaar. Door de jaren heen zijn zo reeksen ontstaan, die de symboliek van verlangen en eenzaamheid aanwakkeren. Niet dat ze bewust aan een serie begint; ze ‘scant’ het onderwerp eerst zorgvuldig en met de grootst mogelijke aandacht, gefocust als ze is op de details. Daarna kan ze besluiten meer schilderijen te maken met ditzelfde onderwerp.
Pramberg, 2003, 30x40cm. Particuliere collectie (lb)
Pramberg, 2012, 60x80cm. Collectie Gemeentemuseum Den Haag (rb)
Sweet Apples, 2004, 45x60cm. Collectie Ministerie van BUZA (o)
In Dordrecht trof me onlangs weer een juweeltje van een schilderij: een vlezige tros van zes tomaten, die zich uit de transparante folie waarin ze verpakt zijn naar buiten willen werken, opgeblazen op een doek van 80 x 60 cm. Het glinsterende, weerspiegelende licht op het cellofaan geeft er een dramatische lading aan. Het Dordrechts Museum bracht in 2006 de kunst van Ina van Zyl voor het eerst onder museale aandacht met een omvangrijke expositie . Enige jaren daarvoor was haar ‘prozaïsch, fijnzinnige’ werk – aquarellen en tekeningen uit Bitterkomix – al opgevallen bij curator Moniek Peters. Het werk bezorgde Peters onmiddellijk kippenvel en liet haar daarna niet meer los. Hoewel Ina van Zyl zich toen al intensief aan het schilderwerk waagde en het schilderstalent er vanaf straalde, moest Peters het werk van Van Zyl in museale kring verdedigen. Kennelijk vond men haar onderwerpskeuze toen (te) ver gaan en was men in brede kring nog niet overtuigd van haar schilderkunstige kwaliteiten. Toch was ze al met de hierboven genoemde prestigieuze prijzen bekroond. Voor de Wim Isaksprijs, de aanmoedigingsprijs voor veelbelovend schildertalent, werd ze wel genomineerd, maar die zou ze uiteindelijk pas in 2010 veroveren. Met de solotentoonstelling in het Dordrechts Museum kreeg Ina van Zyl naam in de museale wereld, en werd haar werk als een belangrijk fenomeen binnen de collectie onthaald. Dit jaar verwierf het museum op Rotterdam Art Fair meer werk: de twee schilderijen Darling Buds en The Remains, beide uit 2015. In recente werken valt op dat er veel meer aandacht aan de achtergrond is besteed dan voorheen, alsof Ina van Zyl de ruimte rond het onderwerp tegenwoordig meer durft aan te pakken.
The Remains, 2015, 40x50cm. Collectie Dordrechts Museum (l)
Valley, 2006, 50x65cm. Particuliere collectie (r)
Ook het Haags Gemeentemuseum mag zich gelukkig prijzen met werken van Ina van Zyl. Daar kreeg ze in 2010 haar tweede belangrijke museale expositie: Schaamstukken. Bij menigeen zal die nog op het netvlies gegrift staan. Aan de uitnodiging voor de opening, waarop een vagina was afgebeeld (Valley, 2006), namen enkele genodigden zoveel aanstoot, dat ze die prompt aan het museum retourneerden. Alsof na L’origin du monde, dat Gustave Courbet al in 1866 schaamteloos en provocatief schilderde, de tijd heeft stilgestaan! Over schaamte heeft Ina van Zyl zich helder uitgelaten. De kijker met schaamte vervullen is nooit een doel op zich. Schaamte zou het fundament in haar werk kunnen zijn, maar is tegelijk weggestopt. Voor Ina van Zyl is schaamte niet iets negatiefs, ze wil juist de dubbelzinnigheid benadrukken dat schaamte niet goed of verkeerd is. Dat je alles maar zegt wat voor je mond komt, en alles kunt zeggen wat je wilt, vindt ze zelf ongepast. Bij schaamte denkt zij in het bijzonder aan de apartheid en schaamteloosheid waarmee de blanke Zuid-Afrikanen de niet-blanken hebben onderworpen en vernederd. Onder het apartheidsbewind werd haar op school ingeprent dat men beschaamd moet zijn en men niet zomaar vrijuit kon spreken, een herinnering die haar enorm gestoord heeft en nog niet is afgezonken, maar niet de enige oorzaak is van haar fundamentele gevoel van schaamte voor de mensheid. ‘Ik schaam mij enorm voor wat mensen toen deden, hoe ze optraden, de onaangename dingen die ik heb gezien. Schaamte isoleert, het is iets introverts, je zondert je af van anderen. Bij schaamteloosheid gebeurt het omgekeerde: mensen die anderen vernederen doen dat bijna altijd in groepen’. In dit licht bezien zijn thema’s als onderdanigheid, macht van mannen en seksueel geweld tevens op Schaamstukken van toepassing. Feitelijk kiest Van Zyl in haar kunst uit zo’n totaalbeeld als schaamteloosheid een detail, dat zij op het doek isoleert, om zo het motief te benadrukken. In de expositie in Den Haag benaderde Van Zyl het gevoel van schaamte in optima forma door de toeschouwer een ruime blik op mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen te gunnen, onder meer verbeeld in eikels, pruimen en walnoten. Met het opblazen van de voorstelling zonderde Ina van Zyl de schaamte als het ware af.
Atelier (7 juni 2016) met aan de muur Ina, 2013, 70x50cm. Courtesy Galerie Onrust (l)
Voorstel voor portret van Willem-Alexander (naar een foto van Rineke Dijkstra), 2013, 60x45cm. (Opdracht van het Mondriaan Fonds). Collectie Ministerie van BUZA (r)
Net als haar werk oogt ook Van Zyls atelier geordend. Het is niet extreem groot en opmerkelijk stil voor een lokaal in een dichtbevolkte en drukbezochte buurt als de Chinese wijk in Amsterdam. Er staat een ladekast met tekeningen met daarboven foto’s, kaarten, uitnodigingen van exposities en andere memorabilia. Een kleine I’m too sad to tell you van Bas Jan Ader valt op, ook een foto van Van Zyl met medestudenten aan de universiteit van Stellenbosch, waarop zij zichzelf even moet zoeken. Verder twee lege aaneengeschoven tafeltjes, en boekenplanken met rijen catalogi en naslagwerken waaruit ze een aantal exemplaren van Bitterkomix tevoorschijn haalt. In een van de hoeken bevindt zich een kleine opslag, en een stapeltje maagdelijke schildersdoeken. Het buitenlicht valt op drie portretten, die naast elkaar aan de muur hangen: twee zelfportretten en een recent mansportret en face. Blijkbaar dienen ze als richtsnoer voor een grote houtskooltekening op de schildersezel, waar ze momenteel aan werkt. Dat Ina van Zyl ook portretten is gaan schilderen lag voor de hand, zeker als je de tekeningen van gezichten in de oude stripbladen beziet. De kunstenaar vervaardigt minstens één zelfportret per jaar, om zo haar manier van werken te boekstaven. Het registreren van die portretten is een belangrijk houvast, dat tot nu toe tot een originele reeks heeft geleid. Voor het schilderen koestert de kunstenaar een mapje met ideeën over zaken die haar opvallen. Meestal kiest ze daaruit een actueel onderwerp, maakt vervolgens een foto van wat ze voor ogen heeft, om daarvan de compositie op het doek te zetten dan wel de foto op het doek te projecteren. Details worden al schilderend bepaald. Van Zyl werkt gemiddeld vijf dagen aan een schilderij, waarvan de voorstellingen zich door de jaren in groepen met één motief vertalen. Zo ging haar laatste solotentoonstelling bij galerie Onrust over het landschap, dat ze in afgeleide voorstellingen van onder andere exotische bloemen, vogels, water, liggende zelfportretten en ook in echte landschappen als de Pramberg verbeeldde. Met elkaar vormden die haar zicht op het landschap als geheel.
Water, 2014, 60x55cm. Particuliere collectie (l)
Swaeltjie, 2014, 60x45cm. Courtesy Galerie Onrust (r)
De kunst van Ina van Zyl is onalledaags. Gefascineerd door intieme lichaamsdelen, alledaagse dingen of haar eigen gelaat, behoort zij tot het legertje kunstenaars dat een geheel eigen en meesterlijke manier van schilderen hanteert, met een uitgekiend oog voor detail. Gloeiende en warme, diepdonkere kleuren wisselen elkaar af en voegen zich geraffineerd en natuurlijk naar het onderwerp. Het is verbazingwekkend welke ontwikkeling deze kunstenaar heeft doorgemaakt, sinds haar komst naar Nederland. Neem als kijker vooral de tijd om haar schilderijen te bestuderen en de subtiel verscholen boodschap erin te ontrafelen. Haar werk mag dan wel ontnuchterend werken, en menige beschouwer kromme tenen bezorgen – ze schilderde er vele! – het laat onverlet dat zij in haar thematiek immer wezenlijke zaken aan de orde stelt, in de geest van ervaringen die zij aan den lijve heeft ondervonden, dan wel herinneringen of verlangens naar haar geboortegrond oproepen. Zou ze in Nederland geboren en getogen zijn, dan was de noodzaak om te schilderen zoals ze dat nu doet, er waarschijnlijk niet geweest, zo sluit ze bedachtzaam, in foutloos Nederlands met een prachtige Zuid-Afrikaanse tongval, ons gesprek in haar atelier af. Wellicht ligt er voor Ina van Zyl naast haar kunstenaarschap ook een toekomst als curator in het verschiet. Op uitnodiging van haar galerie stelde ze onlangs een bijzondere tentoonstelling samen met tekeningen van Arnulf Rainer, die ze samen met Rudi Fuchs van een indringende tekst voorzag. Ook dat doet naar meer verlangen.
Two is Company, 2004, 65x65cm. Particuliere collectie
Geraadpleegde literatuur
- Moniek Peters (voorw.), Ina van Zyl. Schilderijen, aquarellen = Paintings, water colours. Bussum: Thoth, 2006
- Ernst van Alphen, ‘Hoe schaamte te schilderen’. In: Ina van Zyl: Schaamstukken. Schilderijen = Shame pieces. Paintings. Amsterdam: Galerie Onrust, 2010
- Marcel Vos, ‘Erotiek en Onherbergzaamheid’. In Kunstmagazine SO LO, april 2010
Daarnaast putte ik voor deze tekst uit het gesprek met Ina van Zyl op haar atelier op 7 juni 2016.
De afgebeelde werken zijn gefotografeerd door Peter Cox, Jaring Lokhorst, Michiel Morel en Ina van Zyl. Alle fotografie, courtesy galerie Onrust, die Ina van Zyl in Nederland vertegenwoordigt.
Mooi geschreven, goed gekeken Michiel.
mooi artikel over een van mijn favoriete kunstenaars Michiel !
Wat geeft je tekst de mogelijkheid intenser Ina’s werk binnen te laten dringen, zowel de schilderijen als de bittercomix.
[…] Over Ina van Zyl. […]