Vlnr: Piet Dirkx, René Daniëls en Hans Biezen, 2001 © Joyce Cordewener

Enig provincialisme is mij niet vreemd. Wat wil je als je zelf een deel van je jeugd naast Sint-Joost in de Bredase binnenstad hebt doorgebracht? Deze zomer zag ik in Tilburg de tentoonstelling Brabant Nu 2011. Elf kunstenaars, die vanwege hun opleiding of woonplaats een speciale band met Brabant hebben, presenteerden er nieuw werk. Hun favoriete popsong, die met een audioguide bij ieder werk te horen was, diende als vertrekpunt. Eindhovenaar Stijn Peeters was er met werk uit zijn nieuwe serie The world upside down en zijn favoriete nummer I wanna be your dog van de rock-punkband Sonic Youth & Iggy Pop de nestor in dit voor het merendeel jonge gezelschap.

    

René Daniëls, Zonder Titel, 1977, particuliere collectie © Stichting René Daniëls, Eindhoven (l),
René Daniëls, Zonder Titel, 1977 © Stichting René Daniëls, Eindhoven (r)

Even verderop hingen in De Pont naast elkaar drie schilderijen van Brabants bekendste kunstenaar: René Daniëls, geboren en getogen in Eindhoven. Die brachten me terug naar de muziek, die Daniëls fascineerde: de rauwe punk van groepen als Blondie, The Ramones en de Talking Heads met David Byrne. Hij filmde hun concerten en koos, daardoor geïnspireerd, (langspeel)platen en camera’s als onderwerp voor zijn eerste werken. Het is een goede aanleiding eens stil te staan bij de jonge kunstenaarsgarde uit het kunstleven in Eindhoven, midden jaren zeventig en jaren tachtig. Niet alleen vanwege mijn sympathie voor steden, waar ze de zachte-g goed articuleren, er is meer aan de hand. Maar voor Brabantse kunstenaars heb ik wel een zwak.

Begin jaren zeventig bloeide het kunstleven in Eindhoven op. Met de komst van de ambitieuze jonge museumdirecteur Rudi Fuchs (1942) naar het Van Abbemuseum in 1974 ving een avontuurlijke periode in de Lichtstad aan. Onder het bewind van de vorige directeuren Edy de Wilde en Jean Leering, volgde het Van Abbemuseum de internationale ontwikkelingen op de voet. Maar Fuchs, ook geboren en voor een deel getogen in Eindhoven, gaf meteen tegenwicht aan het in die tijd bestaande ontzag voor de conceptuele en minimalistische kunst uit Amerika. De kwaliteiten van Europese kunstenaars onderkende hij meer dan zijn voorgangers in Van Abbe. Zo traden in Eindhoven de kunstenaars Penck, Lüpertz, Kounellis, Rainer, Kiefer en Baselitz al snel na Fuchs’ aantreden voor het voetlicht. Maar Fuchs mengde zich ook onder de Eindhovense kunstenaars, nam intensief deel aan gesprekken in ateliers, leerde er de houdingen en standpunten kennen, die mede het beleid van het Eindhovense museum zouden bepalen. Het was een tijd van gisting, die jaren zeventig en tachtig, waarin onder de rook van het Van Abbemuseum inspirerende projecten van de grond kwamen. Het kunstenaarsinitiatief De Fabriek is er een mooi voorbeeld van. Volgens kunstenaars in Eindhoven zou zoiets in die tijd in de Randstad ondenkbaar zijn geweest. In Brabant bleek het gemakkelijker de handen ineen te slaan om problemen op te lossen. Maar ook diverse locale kunstenaars kwamen tot wasdom. Naast het Van Abbemuseum werden De Krabbedans en café de Herenkapper bekende verzamelplekken voor kunstliefhebbers.

   
Hans Biezen, afbeelding uit ‘De Nacht’, 2001 © Hans Biezen en Heden (l)
Publicatie Piet Dirkx, 2009 © Piet Dirkx, Heden en Studio Renate Boere (m)
Stijn Peeters, nr 967, 2002 © Stijn Peeters en Heden (r)

De Brabanders Hans Biezen (1947), René Daniëls (1950), Piet Dirkx (1953) en Stijn Peeters (1957) zijn voor mij aansprekende kunstenaars uit die periode. Niet zonder reden organiseerde ik met twee van hen een tentoonstelling in het Haagse kunstcentrum Heden: in 2001  Foto’s van de nacht van Hans Biezen en in 2009 een installatie van Piet Dirkx.  Aan Stijn Peeters ben ik helaas niet toegekomen en een tentoonstelling met René Daniëls bleek een brug te ver.

Dit is het eerste deel van Onder de rook van Van Abbe, een tweeluik dat over deze vier kunstenaars gaat: nu over Hans Biezen, die later Eindhoven verruilde voor een plek in Zweden en over René Daniëls. Hij vertrok indertijd naar Amsterdam, maar kon daar ongelukkig genoeg slechts een korte tijd werken. In december is het de beurt aan Piet Dirkx en Stijn Peeters. Zij bleven Brabant trouw: Eindhoven zal het hart van hun levensgebied blijven.

René Daniëls: A’dam E’ven

In 1987 vond bij de Amsterdamse galerie Paul Andriesse de tentoonstelling  A’dam E’ven van René Daniëls plaats. Daar toonde hij zijn meest recente serie werken, die bekend staan als de Lentebloesemschilderijen. Aan het begin van dat jaar was René Daniëls van Eindhoven naar Amsterdam verhuisd. Het zou een gedenkwaardig jaar worden, omdat  Daniëls’ artistieke productie in december als gevolg van een hersenbloeding tot stilstand kwam. Het werk van René Daniëls is humoristisch, maar bovenal onvoorspelbaar, raadselachtig en zit vol paradoxen. Dit type werk blijft me bekoren.


Uitnodigingskaart Galerie Paul Andriesse, Amsterdam, 1987

In zijn essay René Daniëls: gevangen in het ‘vlies’ weet Philip Peters de raadselachtigheid in het werk van Daniëls wel heel origineel te ontrafelen. Alleen de titel van de tentoonstelling al. Die onthulde volgens Peters minstens vier betekenissen. Te beginnen met Amsterdam Eindhoven, die wel erg voor de hand ligt. Het moest bij Daniëls iets anders zijn. Zo zou A’dam E’ven ook gelezen kunnen worden als Amsterdam even, waarbij even een Engelse vertaling van het Nederlandse plat kon zijn. Wil je de rode draad blijven zien, zo betoogde Peters verder, kon je hierin misschien een verhulde kritiek op de Amsterdamse kunstwereld terugvinden. Een derde betekenis zou een toespeling kunnen zijn op het aloude thema van Adam en Eva. Mij gaat het om de laatste uitleg van Philip Peters.  Amsterdam even zou ook kunnen betekenen, dat Daniëls maar even in Amsterdam was. Met die uitleg blijft de betekenis van de titel nog even verscheiden als raadselachtig. Want wilde René Daniëls nu aangeven dat hij zo pas in Amsterdam was? Gaf hij eigenlijk aan maar even in Amsterdam te willen zijn? Overviel hem grote twijfel over het besluit van zijn verhuizing, getuige de titel van het schilderij Eindhoven Niet Eindhoven, dat hij in 1987 maakte?  Was hij eigenlijk toch liever in Eindhoven gebleven?

    
René Daniëls, Eindhoven Niet Eindhoven, 1987 © Stedelijk Van Abbemuseum, Eindhoven (l)
René Daniëls, Kades-Kaden, 1987, particuliere collectie © Stichting René Daniëls, Eindhoven (r)

René Daniëls leek niet geheel zeker van zijn zaak. Bekend is dat hij het eerste van de Lentebloesemschilderijen nog in Eindhoven schilderde, en de andere vijf uit de serie in Amsterdam. De titel van de laatste, Kades-Kaden, leek op zich al een verwijzing naar (de kades in) de hoofdstad. De verhuizing naar Amsterdam bracht hem uit de zuidelijke contreien met zijn meer extraverte kunst naar het Noorden, waar de kunst in de traditie van Mondriaan meer te maken had met het Calvinisme, een opvatting die Daniëls zelf enige jaren daarvoor in een interview ventileerde. Zonder op een provinciale mening betrapt te willen worden verwees hij in dat verband naar de literatuur, waarin werken ook vaak plaatsgebonden zijn. “Sommige schrijvers zijn zo goed dat ze erin slagen menselijke karakters zo te beschrijven dat het plaatsgebonden of zo je wilt het provincialisme, wordt overgeslagen”. Volgens Daniëls gold dat, althans toen, ook voor de beeldende kunst.

Niet in zijn kunst maar wel over zijn bestaan was René Daniels een aartstwijfelaar. Toen hij nog maar net in Amsterdam woonde nodigde Hans Biezen hem uit hoofd van de afdeling schilderen aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht te worden. Daniëls hapte onmiddellijk toe en ving al in september 1987 met zijn docentschap aan. Kennelijk bleef Daniëls een hang naar het Zuiden houden. Hij zou er slechts enkele maanden doceren, tot die bewuste dag in december waarop een hersenbloeding hem trof.

Hans Biezen: meer tijd om iets niet te maken

Hans Biezen stond midden jaren zeventig in het centrum van de Eindhovense kunstwereld. Opgeleid als beeldhouwer, autodidact op fotografisch gebied. Zoals voor Daniëls het schilderen geen doel op zich was, maar een medium om zijn ideeën te verbeelden, is voor Biezen de fotografie het middel om de werkelijkheid naar eigen inzicht en gevoel te interpreteren. Zijn eerste grote tentoonstelling Foto’s van Jet, vond in 1975 plaats in Van Abbe. Een sleuteltentoonstelling voor de rest van zijn werk, omdat beeldverhalen Biezen’s handelsmerk zullen worden. De tentoonstelling bestond uit een reeks van zestig foto’s, die begint met Jet als achttienjarige en eindigt met een portret van haar, gemaakt tijdens de opening. Rudi Fuchs omschreef de inhoud van Biezen’s oeuvre in de catalogus als volgt: ‘Jet is zoals ik denk dat zij is. Een foto stimuleert de verbeelding; omdat onze verbeelding gebruik maakt van onze ervaringen, reorganiseert een foto onze waarneming van de werkelijkheid’.

     
Hans Biezen, Jet in 1972 en 1978 © Hans Biezen

Daarna kwamen tussen 1975 en 1984 verschillende dagboeken tot stand. Ze beschrijven fotografisch periodes van één dag tot honderd dagen: foto’s van Biezen’s eigen omgeving, van iedere esthetiek ontdaan, intiem en sensueel met Jet als middelpunt. Ze worden afgewisseld met vrouwelijk naakt, winterse landschappen, portretten en stillevens met sigaren. Al die onderwerpen kregen een erotische lading mee. De foto’s vertellen details van een groter verhaal, waarin het ingrijpen in de tijd wordt geregistreerd, evocatief, af en toe romantisch, nuchter ook. Deze beeldverhalen zijn tijdsdocumenten geworden, waarvan slechts uiterlijke zaken als kleding veranderden, maar de feiten hetzelfde zijn gebleven. Jet zal in zijn oeuvre een centrale plek blijven innemen; foto’s van haar zijn Biezen’s lentebloesems. Later werd zijn werk nog conceptueler. Begin jaren tachtig legde hij tentobjecten fotografisch vast die hij voor verschillende natuurlijke omgevingen ontwierp. Hij toonde ze in 1984 in de Vleeshal in Middelburg. En hij bouwde maquettes, die hij op zo’n manier belichtte en manipuleerde, dat het bestaande locaties leken.


Hans Biezen, Jet in 1974 © Hans Biezen

Naast zijn autonome werk ging Hans Biezen ook ‘documentair’ aan de slag. Voorts werkte hij voor talrijke, nu wereldberoemde kunstenaars als André, Baselitz, Byars, Kiefer, Rückriem of Zaug. Beter dan welke fotograaf, bleek hij het karakter en de plasticiteit van hun werk te kunnen fotograferen. Maar hij werd  ook de ‘hoffotograaf’ van het Van Abbemuseum. Biezen’s foto’s van tentoonstellingen, evenementen, zaaloverzichten en portretten van kunstenaars zullen regelmatig opduiken in de door Walter Nikkels ontworpen catalogi en andere publicaties. Ze geven een heldere en soms ook weelderige kijk op het kunstleven in en rond het museum.

In 1995 keerde Hans Biezen Nederland de rug toe. Samen met Jet was hij al enige malen op verkenningstocht  in Zweden geweest. Formaat en ruimte van dit Noordse land bevielen hen. In 1993 had hij er al het uitwisselingsproject Going Dutch met kunstenaars uit Eindhoven georganiseerd o.a. met Jan van den Dobbelsteen, Stijn Peeters, Elly Strik en Dick Verdult. Nederland met zijn gejaagd sfeertje, begon Biezen een gekkenhuis te vinden. De codes, mannetjesmakerij en de eisen van productiedwang in de kunstwereld benauwden hem. Dat kunstenaars meegingen in de commerciële rat-race van meer, groter en sneller stoorde hem nog het meest. Wilde hij de invloed van die omgeving op zijn eigen werk onderzoeken dan moest hij zich wel uit die wereld terugtrekken. Biezen loved Eindhoven but couldn’t stand the scene. Het deed hem besluiten zich definitief in Zweden te vestigen, een land waar hij zijn kunst in grotere afzondering zou kunnen maken. De Biezens belandden in de Zweedse provincie Värmland, in zo’n typisch Zweeds rood landhuisje, midden in de bossen met een terrein van 2 ha. Ze moeten er ‘s zomers talrijke bomen uit kappen om de ijskoude winters te overleven. Maar Hans en Jet Biezen gedijen verder goed in Zweden. Hier kan Hans zich in zijn liefde voor bouwen goed uitleven. Al aan het begin van hun verblijf ontwierp en bouwde hij samen met de Nederlandse kunstenaar Marc Broos het Alma Löv Museum in Sunne. En aan het eerste Zweedse huis werden twee ateliers gebouwd. In 2004 schoven de Biezens nog eens 500 km verder naar het Noorden op.


Hans Biezen, atelieropname met foto’s van maquettes, 1991 © Hans Biezen

Voor zijn fotografische ruimtes maakte Hans Biezen in Nederland op kleine schaal maquettes, in het nieuwe land zijn er nauwelijks beperkingen. Hij ontwikkelde er ook een passie voor het bouwen van houten boten. Dat paste in zijn avontuurlijke levensfilosofie. Zoals hij in 2000 aan Piet Dirkx schreef, was dit voor hem het summum van vrijheid. Boten spreken bij kunstenaars tot de verbeelding: het lichten van het anker, de koers bepalen en de elementen van de zee trotseren maken het avontuur. Denk aan de zeevarende avonturier, kunstenaar en kunstcriticus in het Parijs rond 1910, Arthur Cravan, tevens vriend van Marcel Duchamp en Francis Picabia. Of dichter bij huis aan Bas Jan Ader, die als onderdeel van zijn performance In search of the Miraculous in 1975 vanuit Amerika naar Nederland wilde varen. Hij verdween voorgoed op zee. Biezen’s boot Lila, die een voorname rol in een door hem geschreven opera kreeg toebedeeld, bleek in 2002 een maatje te groot. Om haar met vereende krachten naar buiten te kunnen slepen moest een deel van het atelier weggebroken worden. Maar bij de tewaterlating, die met veel champagne en Zweedse bootvolksliederen te paard ging, bleef Lila met een klein zeiltje mooi drijven. In mijn verbeelding heb ik Hans Biezen in Lila naar de horizon zien zeilen en hem aan de einder zien verdwijnen. Zover is het (nog) niet gekomen.


Lila, al zeilend te water, 2002 © Hans Biezen

Het fotograferen gaat in Zweden nog steeds gestaag door. Veel van Biezen’s fotografie heeft betrekking op de zingende natuur in Zweden. Bloemen, varens, kruiden, bomen, stammen, takken, bergen, rotsen, water of wolken komen in hun vergankelijkheid veelvuldig in zijn werk voor. Sinds enige jaren maakt hij van ieder thema een serie gelijke en toch verschillende foto’s. Gelamineerd en aaneen geschakeld als postzegelvellen van 1.20  x 1.20 tot 3  x 3 meter, hangen ze in vele huizen en openbare gebouwen. Deze zomer had Biezen in zijn vertrouwde Alma Löv Museum een grote overzichtstentoonstelling.


Overzichtstentoonstelling, 2011 © Hans Biezen

In Zweden heeft de kunst voor Hans Biezen een andere betekenis gekregen. “Ik onttrek me er niet aan, dat zou ik ook niet meer kunnen, maar het tempo is veranderd. Meer tijd om iets niet te maken. Rust en ruimte doen wonderen’, memoreerde hij erover in zijn schrijven aan Piet Dirkx. Nadenken, wandelen, navelstaren, observeren, bouwen en sinds kort weer het manipuleren van ruimte en tijd in zijn maquettes. Het zijn de belangrijkste elementen in het Zweedse kunstleven van Hans Biezen.

Biezen èn Daniëls

Begin 1977 maakte Hans Biezen Rudi Fuchs attent op een talentvolle jonge kunstenaar: René Daniëls. Daarop nodigde de directeur van het Van Abbemuseum Biezen en Daniëls uit voor een duotentoonstelling in Düsseldorf. Hans Biezen zal er foto’s uit zijn eerste dagboek laten zien. Twee dagen til ik er uit. Allereerst het bezoek van de Biezens aan René Daniëls op 27 februari 1977. Ze kochten er een van zijn tekeningen. Voorts de dagboekfoto’s die op Paaszondag zijn gemaakt, toen na het eten Rudi Fuchs en kunstenaar Robert Barry op bezoek kwamen. Er moest een tape van Barry beluisterd worden maar Hans Biezen’s taperecorder blijkt teveel herrie te maken!

      
Uit dagboek van Hans Biezen: bezoeken aan René Daniëls op 27 februari en 1 maart 1977 © Hans Biezen

Voor de 27-jarige René Daniëls was de tentoonstelling in Duitsland zijn debuut. Naast de foto’s van Biezen hingen grote tekeningen en drie schilderijen. Hierin becommentarieerde hij op lichtvoetige wijze geometrische structuren in de traditie van Mondriaan en Jan Schoonhoven, gebaseerd op een herhaling van abstracte elementen. Blokken, ellipsen, ovalen, strepen en kubusachtige vormen buitelden tegen een gearceerde achtergrond speels over elkaar heen. In een volgende tekening waren ze figuratief gemaakt in bloemen, briketten, grammofoonplaten, veiligheidsspelden en skateboards. In een andere tekening liet Daniëls de ruggen van boeken uit een boekenwand vallen. Een metafoor voor de druk, die jonge kunstenaars in hun zoektocht naar een eigen uitdrukkingsvorm, door de kunstgeschiedenis krijgen opgelegd?


René Daniëls, Zonder Titel, 1977 © Stichting René Daniëls, Eindhoven

Jaren later treft men dat thema ook in enkele schilderijen van Stijn Peeters aan. Zo slingerde Daniëls je heen en weer tussen abstracte vormen en statussymbolen. Het zou het kenmerk van zijn schilderijen worden, die hij eind jaren zeventig maakte. Een jaar later was René Daniëls reeds in Van Abbe aanwezig, met Gerhard Richter en weer met Hans Biezen. Daar liet hij naast tekeningen en gouaches zijn eerste schilderijen zien. Die kenmerkten zich door een expressief gebruik van schilderkunstige middelen en de methodiek van herhaling. Hans Biezen toonde er foto’s uit zijn dagboek Mittwoch, een fotografische beschrijving van woensdag van 29 maart 1978 met Jet als zijn lentebloesem.

René Daniëls: tenslotte

Het oeuvre van Daniëls, waarin een scala van verschillende onderwerpen aan de orde komt, zal speels en levendig blijven. Maar de lichtvoetigheid in zijn werk is bedrieglijk. Voor het interpreteren van de betekenis in zijn werken, moet men op ontdekkingstocht. In het hierboven vermelde essay liet Philip Peters nadrukkelijk doorschemeren dat je Daniëls’ schilderijen pas goed kunt interpreteren als je zijn volgende werken ook kent. In allerlei schilderijen keren namelijk diverse motieven uit ouder werk naast elkaar en dwars door elkaar terug, telkens in een andere context. Zelf gaf René Daniëls eens aan dat hij graag van idee verandert, zoals hij dagelijks van hemd verandert.


René Daniëls, De terugkeer van de performance, 1987, particuliere collectie © De Pont Stichting, Tilburg

Mij blijven de schilderijen met de vlinderdasjes of –strikken, waarvan de bekendste De terugkeer van de performance in De Pont hangt, het meest fascineren. René Daniëls heeft van jongs af aan iets met jassen, dassen en hoeden gehad. Daarin uitgedost wilde hij nog wel eens op feestjes verschijnen. Het strikje verscheen voor het eerst op een affiche van het Holland Festival in 1985. Het idee van de vorm vond Daniëls mogelijk bij het garagecomplex achter zijn ouderlijk huis aan de Gestelsestraat in Eindhoven. In die periode zag je bij de ruimtes die Hans Biezen bouwde, overigens dezelfde vorm terug. René Daniëls en Hans Biezen woonden toen in hetzelfde oude fabriekscomplex aan de Leeuwenstraat. Het strikje heeft Daniëls iedere keer uitbundig en geraffineerd weten te manipuleren. Door schaalvergroting, kleurstelling of halvering en verdubbeling van het vlinderdasje creëerde hij complete wandsystemen voor tentoonstellingen. In andere doeken is het strikje weer herkenbaar als venster, als megafoon of als een soort diabolo. En dan zijn er altijd die poëtische en grappige woordspelingen in de titels, die het verspringen van al die betekenissen uitvergroten.


Garagecomplex Gestelsestraat

Naast Daniëls’ ouderlijk huis, hij woonde na zijn hersenbloeding weer enige tijd bij zijn ouders, werkt nog zo’n originele kunstenaar. In een oude school zit Piet Dirkx, in wiens werk het spel met taal, net als bij Daniëls, ook zo’n  belangrijke rol speelt.  René Daniëls vertoefde na zijn hersenbloeding regelmatig in Dirkxs’ atelier. In het Brabantse Eindhoven, waar hij steeds weer andere wegen kon bewandelen, moet hij zich altijd zeer thuis gevoeld hebben.

(Wordt vervolgd)

Literatuur

Ik raadpleegde talrijke boeken, catalogi en andere documentatie over Hans Biezen en René Daniëls. Met name maakte ik gebruik van twee essays uit de catalogus over René Daniëls, die in 1998 verscheen ter gelegenheid van zijn tentoonstelling ‘The Most Contemporary Picture Show’ in het Stedelijk van Abbemuseum. Dat waren: ‘René Daniëls: gevangen in het vlies’ van Philip Peters en van Annelie Lütgens,‘Een schilder in de arena’. Hans en Jet Biezen verschaften mij de nodige informatie en Jet van der Lippe las de tekst kritisch door.

10 reacties

  1. Geweldig leuk om te lezen, zo blijft kunstbeschouwing een feestje! Zag op fcb dat Rebecca Nelemans lezing over Leon Adriaans geeft….leve de Brabanders. X

  2. Een heel interessant bericht met geweldige kunstenaars! Boeiend om dit zo in deze context te plaatsen. Hans Biezen toonde in het Abbemuseum foto’s uit zijn dagboek Mittwoch, een fotografische beschrijving van woensdag van 29 maart 1978 met Jet als zijn lentebloesem. Hiervan is ook een uitgave in verschenen van Van Abbemuseum. Kan deze uitgave als een kunstenaarsboek worden beschouwd? Heeft Biezen meegewerkt aan het tot stand komen van dit boekje? Weet u dit misschien?

    1. Beste Henk,
      Het boekje Mittwoch is een exacte, verkleinde kopie van het orgineel. De foto’s zijn 100 x100 cm.
      Het is officieel vormgegeven door Walter Nikkels, maar omdat het een precieze kopie is, kun je rustig zeggen dat het een kunstenaarsboek is door mijzelf vormgegeven en door het van Abbemuseum uitgegeven, gedrukt door Drukkerij Lecturis in duplextone in een oplage van 500 ex. maar het kunnen er ook 750 geweest zijn.

      Sorry, voor de late reactie.
      Hier in Zweden gaat alles wat langzamer, vraag maar aan Michiel !!
      Groet
      Hans

        1. Beste Monique,

          Leuk om van je te horen.
          Lang vervlogen tijden. Ik woon al 20 jaar in Zweden.
          Ik heb geen “face-book”, maar misschien, ondanks dat, is het mogelijk om contact met elkaar te hebben.
          Ik ben benieuwd wat je doet en hoe het met je gaat.
          Groeten Hans

  3. Mooi Michiel, die Hans Biezen is ook een intrigerend iemand, die dagboeken spreken me enorm aan, zoals je je voor kunt stellen. Ik was me de samenhang van die generatie niet echt bewust, maar hieruit blijkt dat die er wel degelijk is. Ik hoopte je tweede stuk ook tegen te komen, maar dat komt nog binnen afzienbare tijd neem ik aan?

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *