Andrea Freckmann, Ode an Herrn Hocks, 2011
Over kunstprijzen, de Buning Brongers Prijs in het bijzonder
Als je moet afgaan op de kunstprijzen die in het BK prijzenboek uit 1999 vermeld staan, valt er gemiddeld iedere vier dagen in Nederland een kunstenaar in de prijzen. Maar liefst 93 prijzen waren er rond de eeuwwisseling in de beeldende kunst te vergeven. Het aantal is daarna alleen maar groter geworden. Wellicht dat de prestigieuze Johannes Vermeer Prijs, de Nederlandse Staatsprijs voor de kunsten die in 2008 door de regering is ingesteld, aan die ontwikkeling heeft bijgedragen. In november is het uitnemende kunstenaarschap van Marlene Dumas er nog mee bekroond vanwege haar uitzonderlijke schilderkunstige talenten. Zo’n prijs win je niet, je ontvangt hem. Voor het merendeel van de kunstprijzen gaat dat niet op; daar is dikwijls sprake van een pure krachtmeting. Vrijwel onveranderlijk is het hoofddoel van de meeste: het bevorderen van de artistieke kwaliteit en het aanmoedigen en stimuleren van veelal jonge kunstenaars. Prijzen, die beeldende kunstenaars zelf voor dat doel hebben ingesteld en daaraan hun naam verbonden, springen er uit.
Johan Buning, Titia (l), Portret (r)
Een sympathieke kunstprijs is de Buning Brongers Prijs. De Amsterdamse kunstenaar Johan Buning (1893–1963), schilder van het verstilde leven, riep die in 1961 samen met zijn schoonzuster Jeanette Brongers, Greet Sickinge ten Holte en Piet Witteman in het leven. Dat jaar overleed zijn vrouw Titia, een niet onverdienstelijke aquarelliste. Na het overlijden van Johan ontfermde Jeanette zich over de nalatenschap. Tot haar dood in 1992, werd de prijs ieder jaar aan een of twee kunstenaars uitgereikt. Jeanette vermaakte haar niet geringe vermogen aan de Stichting Buning Brongers. De toegenomen middelen openden toen de mogelijkheid om niet eenmaal per jaar een geldprijs aan één kunstenaar te verstrekken, maar die voortaan iedere twee jaar aan ongeveer tien jonge kunstenaars tegelijk toe te kennen. Sinds 1994 heet de prijs officieel de Buning Brongers Prijs. De meeste bestuursleden van de stichting hebben ook zitting in de jury, die voor iedere selectie wordt aangevuld met twee externe deskundige leden.
Johan Buning, atelieruitzicht vanaf de Leidsegracht naar de Lijnbaansgracht (l)
Johan Buning, Stilleven met bokking, een appel en een fles wijn
Johan Buning zelf is betrekkelijk laat gaan schilderen. Aanvankelijk in een expressieve realistische stijl, maar in zijn nadagen raakte hij toch meer in de achterhoede van de late impressionisten verzeild. Bij voorkeur schilderde en aquarelleerde hij verstilde interieurs, stillevens, sereen-verlaten tuinen, parken en terrassen met verlaten stoeltjes en banken, beschutte Limburgse, Franse en Italiaanse landschappen én portretstudies. Van die laatste vond hij, dat hij daar nooit wat van bakte. Volgens de overlevering was Buning een hypergevoelige, vaak weemoedige kunstenaar, met de nodige vrees voor de buitenwereld. Altijd op zoek naar de schoonheid van de gewone, dagelijkse dingen. Hem ging het om vriendelijke vertrouwdheden van de beslotenheid van zijn atelier met kamerplanten, oude meubelen, of de intimiteit van oude tuinen en landhuizen. Die trachtte hij om te zetten in een verzadigde, rijke en warme lyriek van kleur, licht en compositie, van ruimte en klank. Tegelijk fors en teer, somber en zonnig, en wisselend van stemming, die zijn innerlijkheid vertolkte. Bij het aanschouwen van Johan Buning’s werken is het vooral de sfeer die je treft. Met trends of modes liet hij zich niet meetrekken. Zijn werk mist dan ook ieder verband met de actuele kunstbewegingen van latere generaties uit de tijd van de jaren vijftig en zestig, waarin vooral in Amsterdam CoBrA overheerste. In en uit Amerika kwam het abstract expressionisme en minimalisme op gang en verschenen de jeugdrevoluties van pop- en op-art, Nul en Zero ten tonele. Een bescheiden zielsverwant van Bonnet is Buning wel genoemd. Zijn geliefde motieven is hij tot het eind van zijn leven trouw gebleven, hoewel de vorm zich in de laatste levensjaren wijzigde. Otto de Kat wees erop, dat die toen constructiever werd en de kleuren een andere betekenis kregen door de sterkere contrastwerking van de meer besloten vlakken. En dat Johan Buning over een gezonde dosis ‘onnavolgbare’ humor beschikte. Met enige regelmaat organiseerde de kunstenaar op gezellige avonden verkleedpartijen, waarop de aanwezigen driftig aan het tekenen sloegen. Op tentoonstellingen was hij een geziene gast. Het hoogtepunt vond in 1961 plaats, toen hij samen met zes andere schilders Nederland op de Biënnale van Sao Paulo vertegenwoordigde. Twee Haagse schilders behoorden ook tot dit gezelschap. Allereerst Jan van Heel (1898 – 1990), een echte ‘commissietijger’, die de hele wereld kende en voorts Hubert Hierck (1917-1978),die ook niets moest hebben van de ‘pingpongtafels’ van de minimalisten. Nooit eerder was een van het zevental op de Biënnale in Venetië of Sao Paulo uitgenodigd, in de jaren zestig de belangrijkste contemporaine kunsttentoonstellingen. De jury koos er dat jaar voor om schilders te sturen, die ‘door de constellatie van de tijd muurbloempjes waren gebleven’!
Maarten van Aken, Twekkelo II, 2011 (l)
Maarten van Aken, Twekkelo III, 2012
De meeste kunstprijzen worden via een getrapt systeem uitgereikt. Allereerst moet men op een tiplijst of longlist zien te belanden. Kandidaten daarvoor plegen niet uitsluitend uit de koker van de betreffende juryleden te komen; ook buitenstaanders die door jury’s deskundig geacht worden, mogen een duit in het zakje doen. Is er sprake van een vrijwillige inzending dan hoeven de kunstenaars slechts aan de gestelde criteria van de kunstprijs te voldoen. De tweede stap is het opstellen van een shortlist, die generaal gesproken na een of twee besprekingen van een jury wordt opgemaakt. Daaruit komt dan uiteindelijk de winnaar tevoorschijn.
De tiplijst van de tweejaarlijkse Buning Brongers Prijs komt op een even originele als logische wijze tot stand. Daar komt de zeskoppige jury nog niet aan te pas. In eerste instantie wordt gebruik gemaakt van de expertise van kunstacademies, hoge scholen van beeldende kunst en tweede fase kunstopleidingen. Deze worden uitgenodigd kandidaten voor te dragen, die maximaal een jaar of korter geleden hun opleiding hebben afgerond. Feitelijk is de Buning Brongers Prijs een besloten aangelegenheid: kunstenaars kunnen zich er niet zelf voor aanmelden. Ook niet bij de instituten, waar zij hun opleiding volgden. Welke, misschien briljante jonge kunstenaars, de opleidingsinstituten links laten liggen, valt buiten het gezichtsveld van de jury. De genomineerde kunstenaars leveren beeldmateriaal van hun werkstukken bij de Buning Brongers Stichting in, voorzien van een bondige schriftelijke toelichting en een biografie. In 2010 stelden veertien kunstacademies 38 kunstenaars voor, in 2012 nomineerden elf academies 63 kandidaten.
Gönül Albayrak, Flippa and Birgit, 2011 (l)
Overzicht tentoonstelling van Gönül Albayrak bij Heden, oktober 2012
De echte kunstwerken, de kunstenaars zelf en/of hun atelier krijgen de juryleden niet te zien. De beoordeling en selectie van de winnaars geschiedt aan de hand van het ingeleverde beeldmateriaal. De juryrapporten van de laatste jaren maken er vrijwel iedere keer gewag van dat de inzendingen ‘divers qua inhoud en vorm zijn, niet alleen ten opzichte van elkaar, maar vaak ook nog binnen de voorgelegde werkdocumentaties van de afzonderlijke kunstenaars zelf’. De allereerste schifting kunnen de juryleden tegenwoordig thuis achter de computer maken, waarna zij in twee of drie lange sessies bij elkaar komen om het artistieke niveau van het werk te bekijken, te bespreken en te beoordelen. Duidelijk omschreven criteria, die de jury van de Buning Brongers Prijs bij zijn oordeel over de werken moet hanteren, zijn er niet. De meetlat die de juryleden langs de kunstwerken leggen, is een subjectieve. Voor ieder kan meewegen of men het werk van de genomineerden al kent, hij/zij eerder elders is onderscheiden, reeds tentoonstellingen bij vooraanstaande galeries had of op kunstbeurzen is gepresenteerd. Ook de door de kunstenaars verstrekte toelichting op hun werk kan bij de beoordeling een rol te spelen. En wellicht niet onbelangrijk, in de kunstwereld bestaat ook een netwerk van kif en onmin, ogenschijnlijk iets subtieler dan in de literaire wereld, maar het geschreven woord leent zich er dan ook meer toe om elkaar openlijk de grond in te boren. In hoeverre rancunes, roddel of achterklap in de beeldende kunst bij de beoordeling meespelen, blijft voor een individueel jurylid doorgaans buiten beeld.
Fritz Bornstück, At Madamme Janette’s, 2012 (l)
Fritz Bornstück, Some evidence for nothing, 2012
De beraadslaging van de jury van de Buning Brongers Prijs geschiedt in alle openheid. In de eerste ronde worden alle getoonde werken besproken. In willekeurige volgorde becommentariëren de juryleden de getoonde werken, hetgeen in veel gevallen tot uitgebreide discussie leidt. Het kan zover komen dat juryleden hun thuis gevormde opvattingen over bepaalde werken, bijstellen. Na de eerste ronde wordt al zichtbaar welke kunstenaars een plaats op de shortlist weten te bemachtigen en welke dreigen af te vallen. De meest positief beoordeelde en sowieso de kunstenaars over wier werk door een of meer juryleden getwijfeld wordt, komen in de tweede beraadslaging aan bod. Uit de gevoerde discussie wordt vervolgens al in enige mate duidelijk welke kunstenaars aanspraak op een geldprijs gaan maken. Een derde ronde is meestal nodig om enkele kunstenaars nader te bespreken. En dan is er tenslotte de vierde. Aan de hand van een puntentelling, die de juryleden per kunstenaar op een schaal van 1 tot 5 behoedzaam aan elkaar bekend maken, worden de prijswinnaars definitief bekend. In 2010 waren dat er tien, in 2012 acht, omdat het beschikbare prijzenbedrag vanwege de economische crisis enigszins is geslonken.
Andrea Freckmann
Andrea Freckmann, Esther and Charlotte, 2011 (l)
Andrea Freckmann, Das Leben ist kein Ponyhof, 2011
Andrea Freckmann (1970), een talent dat pas op betrekkelijk late leeftijd is gaan schilderen, behaalde in 2012 de meeste punten op het lijstje van de jury. In 2010 rondde ze haar studie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag af, die haar voor de Buning Brongers Prijs 2012 tipte. Andrea Freckmann zoekt haar onderwerpen dichtbij huis, de dagelijkse omgeving zit ze dicht op de huid. In haar sfeervolle taferelen, figureren immer personen, die zich op enigerlei wijze met haar verbonden weten. ’Met humor en grote vanzelfsprekendheid schildert Andrea Freckmann huiselijke taferelen en laat zij je alle hoeken van de kamer zien. Een sterke natuurlijke organisatie en prachtige details, gekoppeld aan een liefdevolle band met haar onderwerpen en een mooie concentratie maken deze werken tot één groot kijkplezier. Zij overstijgen daarmee hun anekdote’, aldus het juryrapport.
De keuze van haar onderwerpen heeft gevaar in zich; die kan tot platheid, ja zelfs tot koddigheid leiden. Maar dat weet zij te bezweren door een schilderij intensief op zijn natuurlijke vorm en inhoud te onderzoeken. Immer weet zij de goede balans te vinden tussen stijl, persoonlijke onderwerpen en compositie en komen vorm en inhoud bij elkaar. Delen van haar schilderijen zijn meestal vanuit verschillend perspectief geschilderd. Er gebeurt van alles en dat levert verrassende beelden op: hier een vrouw, lezend op een ladder, die zo uit een schilderij van Matisse kan zijn weggelopen, daar twee figuren kruipend op elkaar door een kamer of vrouwen aan tafel, die in vogelvlucht zijn neergezet. Alle scenes geschilderd als onderdeel van een groter verhaal. Door eerst de pose van haar personages te fotograferen kan zij het decor vanuit verschillende standpunten benaderen. Met de foto’s maakt ze een collage, als een soort schets. Al schilderend vormt zich het uiteindelijke beeld. Kleren en attributen heeft ze dicht bij de hand, waardoor ze die gedetailleerd kan neerzetten.
Dimitri Genchev, My grand mother’s living-room, 2011 (l)
Dimitri Genchev, The wedding, 2012
De Buning Brongers Prijs is geen prestigieuze, maar voor jonge kunstenaars een welkom eerbetoon. In het oerwoud van kunstprijzen valt hij niet zo op. Zeker niet ten opzichte van bijvoorbeeld film- of literaire prijzen (in de laatste sector bestaan er ook meer dan honderd) waar de commerciële belangen voor producenten en uitgevers groot zijn. Die krijgen doorgaans dan ook meer publicitaire aandacht. Maar de tentoonstelling, de catalogus met het juryrapport en vooral het prijzengeld van de Buning Brongers Prijs mogen er zijn: € 4.500,- voor iedere winnaar, een niet onaanzienlijk bedrag in vergelijking met andere prijzen voor jonge kunstenaars.
Het winnen van een van de geldprijzen is geen garantie voor succes, meer een toegang tot de publiciteit en daarmee een grotere naamsbekendheid, die niet vanzelfsprekend gepaard gaat met een stijging van de verkoop. Het is zelfs niet uit te sluiten dat de prijswinnaars met een devaluatie te maken kunnen krijgen. Wat vandaag prijzenswaardig is valt morgen misschien weer buiten de prijzen. Maar gezien de kunstenaars, die vanaf 1966 de Buning Brongers Prijs in de wacht sleepten, komt het mij voor dat het een behoorlijk aantal, in ieder geval artistiek gezien, voor de wind is gegaan: Tjebbe Beekman, Aaron van Erp, Sara van der Heide, Natasja Kensmil, Gabriëlle van der Laak, Vanessa Jane Phaff, Esther Tielemans, Toon Verhoef, Emo Verkerk, Evi Vingerling en Ina van Zyl, om maar eens een aantal laureaten uit verschillende jaren te noemen. De meesten hebben elders al, meerdere malen zelfs, uit de overvolle kunstprijzenbak mogen eten. Zoals Omar Koubâa, die onlangs de Sieger White Award in de wacht sleepte, de meest recente loot aan de carrousel van kunstprijzen in Nederland. De nominatie hiervoor geschiedt op voordracht van een toonaangevende galerie. De eerste keer door de Haagse galerie Nouvelles Images in wiens stal Omar Koubâa zit. En toevallig of niet, deze laureaat was een van winnaars van de Buning Brongers Prijs in 2010.
Josje Peters, Untitled, 2010 (l)
Josje Peters, You can’t run but you can hide, 2010
Het is van eminent belang dat kunstopleidingen kandidaten voor de Buning Brongers Prijs blijven voordragen. Anders doen zij hun afgestudeerden zeer tekort. Per slot van rekening stellen kunstprijzen kunstenaars in staat hun werk (beter) te kunnen blijven doen. Aan Johan Buning mogen de prijswinnaars ook schatplichtig zijn. Bij de uitreiking van een prijs wil de naamgever nog wel eens vergeten worden. Onlangs schreef ik er nog over in verband met de Haagse stadsprijs voor beeldende kunst, de Ouborgprijs (door de gemeente vernoemd naar de kunstenaar Piet Ouborg). Bij de uitreiking van deze prijs is het werk van Ouborg in geen velden of wegen te zien is. En sterker, prijswinnaars kennen hem vaak niet eens. Voor Johan Buning gaat dat niet op. Bij iedere tentoonstelling van de Buning Brongers Prijs krijgt hij een mooi plekje, in de catalogus wordt hij met een uitgebreid essay geëerd. Zoals het betaamt.
Thomas Raat, Májovy Vietor, 2011 (l)
Thomas Raat, overzicht studio Rijksacademie, augustus 2012
De tentoonstelling met de acht prijswinnaars uit 2012: Maarten van Aken (AKI ArtEZ, Enschede), Gönül Albayrak (KABK Den Haag), Fritz Bornstück (De Ateliers), Andrea Freckmann (KABK Den Haag), Dimitar Genchev (Hoge School voor de kunsten, Utrecht), Josje Peters, Thomas Raat en Sanne Rous (alle drie voorgesteld door de Rijksacademie) is tot t/m 6 januari 2013 bij Arti et Amicitiae te zien.
Sanne Rous, Enclosure, 2011 (l)
Sanne Rous, Marks, 2012
Geraadpleegde literatuur
- Johan Buning, catalogus ter gelegenheid van zijn tentoonstelling in de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, maart/april 1964 met een inleiding van professor Otto B. de Kat
- BK prijzenboek, jubileumuitgave ter gelegenheid van 20 jaar BK-informatie 1979 – 1999
- Buning Brongers prijzen, juryrapporten, catalogi 2008, 2010 en 2012 met bijdragen van Cees Brouwer en Frans van Burkom.
interessant, een blik achter de schermen.
ook interessant om te zien hoe in de geest van buning brongers gekozen wordt.
Weer met veel plezier je verhaal gelezen, Michiel!!
Ik ken niet alle kunstenaars die de Buning Brongers prijs hebben gekregen.
Leuk om op onderzoek uit te gaan!! Dank!
Alle goeds,
Loes
[…] (1) (2) […]
[…] (2) […]
[…] images: (portrait) (1) (2) […]