vuurtoren 14. Watertoren op ik-eiland (2)
Kunsteiland IK, Watertoren en paviljoens, Oost-Souburg, Vlissingen

Het tekenatelier van beeldhouwer Jan van Munster (1939) torent hoog boven het Zeeuwse land uit. Als een strakke moderne glazen kas is het boven op de robuuste watertoren geplaatst. Een magnifiek uitzicht biedt het, een panorama op Walcheren, de kustlijnen, de zee en de Schelde. En warempel, aan de einder ontwaar je Domburg waar Jan Toorop in de jaren dertig een groep kunstenaars om zich heen verzamelde, die spraakmakende tentoonstellingen maakte. Piet Mondriaan, een ‘aangever’ voor Van Munsters werk, was er een van. Hij moet er eenzelfde geladenheid gevoeld hebben als Jan van Munster nu in Vlissingen. Diep beneden ligt het cilindervormige woonhuis samen met het tentoonstellingsgebouw en twee paviljoens in de vorm van de letters I en K. Met de tuin en de buitenkunst vormen ze de artistieke site, het IK-eiland van stichter Jan van Munster, de voormalige watertoren als centraal middelpunt. In deze tijden zie ik die ook als rots in de onrustige branding van het kunstklimaat in Zeeland. Je zou hem als een metafoor voor het overleven van de kunst in de provincie kunnen duiden.

4
Paviljoens op kunsteiland IK 

Jan van Munster komt uit Gorinchem. Opgevoed in een tamelijk streng en calvinistisch milieu – vader was dominee van gereformeerde huize – was zijn jeugd er een van geboden en verboden. Op de middelbare school kon hij vanwege leesblindheid niet gemakkelijk meekomen. Hij verhuisde naar de bakkersschool, waar hem ongetwijfeld de eerste beginselen van zijn voortreffelijke kookkunst kwamen aanwaaien. Maar hij bleek vooral goed te kunnen tekenen. Op advies van een bevriende leraar belandde hij in 1955 op de beeldhouwersopleiding van de Academie voor beeldende kunsten in Rotterdam, de voorloper van de Rietveld in Amsterdam. Dagelijks reisde hij met de trein naar de havenstad, samen met collega-kunstenaar in spe Ad Dekkers, die er de afdeling Publiciteit bezocht. Met Dekkers zou Van Munster zijn eerste tentoonstellingen hebben. Een doorbraak voor beiden was die in 1962 in ’t Venster in Rotterdam, waar Dekkers zijn reliëfs en Van Munster houten en bronzen beelden toonde met grillige vormen, waarin groei en voelbare energie tot uitdrukking kwamen. ‘Houten engelen’, noemde Jan ze, toen nogal gecharmeerd van de Balzac van Rodin, ‘maar je kon er ook takken of stronken in zien’.

Overigens hebben opmerkelijke kunstenaars hun roots in Gorinchem liggen: Marinus Boezem, Sjoerd Buisman, Peter Struycken en al genoemd, Ad Dekkers. Het stadje had in de jaren zestig ook een omstreden burgervader, ridder Van Rappard, die in de landelijke politiek evenzeer voor irritatie als voor amusement zorgde. Over zijn artistieke onderdanen sprak hij dikwijls de banvloek uit. Maar zijn zwaaien met hel en verdoemenis bleek niet zelden een uitstekende pr voor de Gorkumse kunstenaars. Ooit ontaardde Van Munsters beeld Moeder en kind voor een Nijverheidsschool voor meisjes in een rel met Van Rappard. Publiekelijk karakteriseerde de burgemeester het als een ‘kankergezwel in de stad’.

6 1
Grasspriet, Ede, 2004 (l)
Licht-, magnetische- en warmtelijn, Museon, Den Haag, 1985 (r)

Jan van Munster visualiseert het fenomeen energie. Zijn werken gaan over warmte en kou, over licht en elektriciteit of over magnetisme en radioactiviteit. Beelden liet hij bevriezen of opgloeien, sculpturen zette hij onder stroom. Altijd met elementen die spanning en contrast uitdrukken: positief-negatief, licht-donker, warm-koud of de meer extreme tegenpolen plus en min. Energie, niet alleen als fysieke kracht of als intensiteit van licht, maar ook als geestelijke veerkracht. Al vijftig jaar is het voor Van Munster een onuitputtelijke bron van inspiratie, een thema dat hij steeds heeft kunnen uitdiepen. Daarbij is alles erop gericht onzichtbare energieën in hun eigen karakter en werking zichtbaar en ook voelbaar te maken. De sculpturen in de jaren zestig manifesteerden zich in indringende vormen, variaties en uiteenlopende materialen als arduinsteen, marmer, staal, ijzer en aluminium. Vanaf de jaren zeventig tevens in polyester, papier, magnetisme, warmte, geluid of ijs. Maar ook in minder onschuldige, meer agressieve materialen als graniet, kwik of gloeidraden waar spanning op staat. De kunstenaar was in staat diverse materialen met energie op te laden. Het leidde dikwijls tot verrassende effecten: gloeiende ijzeren staven, cilinders die knallend de lucht in vlogen of neon- en argonbuizen die licht en donker lieten zien. Ook zijn eigen lichaam zette hij in. In een van zijn films liet hij zijn wangen gloeiend rood opbollen, een verlicht oor toonde hij als een loszittende vorm. Zijn hersenactiviteiten verschenen in neonsculpturen.

7 18
Zelfportret, still uit kleurenfilm, 1972 (l)
Geperst Licht, 1971, collectie Van Abbemuseum (r)

Al in de jaren twintig, bij de opkomst van het constructivisme en in het Bauhaus, experimenteerden kunstenaars met het nieuwe medium lichtkunst. Toen zich in de jaren zestig rigoureuze ontwikkelingen voordeden, lag het voor de hand dat een nieuwe generatie kunstenaars teruggreep op experimenten van het constructivisme, met licht als materiaal in de kunst. Bijvoorbeeld bij de opkomst van minimal art, kunstenaars als Dan Flavin, Robert Morris of James Turrell. Met name Turrell ontwikkelde lichtinstallaties met imposante ruimtelijke effecten en een serene werking. Uit die periode kennen we in Nederland Livinus van de Bundt, die lichtexperimenten deed. Vanaf 1969 is Jan van Munster de enige die het licht, ook zwart licht, als belangrijkste materiaal voor zijn werk gebruikt. ‘Bij licht gaat het mij niet alleen om de visuele indruk, maar vooral om de energiegeladenheid, die onzichtbaar is. Dat heeft te maken met de mystieke kant van het object, dat gekenmerkt wordt door een soort geslotenheid. Maar wat van binnen zit wordt naar buiten gebracht door een bijzondere manier van plaatsing van de elementen. Daar ontstaat een spanning, een uitstraling in de ruimte, waarbij het licht als het ware openbarst’, zo betoogde hij in 1977. Zeer frappant is dat bij het werk Geperst licht uit 1971 (collectie Van Abbemuseum), waarin het licht tussen twee staalplaten, die met schroeven zijn vastgezet, wordt samengeperst en geplet, alsof het er aan alle kanten uit stulpt en tegen wanden stoot. Spanning en ruimtelijke werking van het materiaal maken het licht bij Jan van Munster tot een sculpturaal gegeven. Dat geldt ook voor zijn films en projecties, waarin elementaire, geometrische vormen op plafonds, vloeren of muren geprojecteerd worden. Naast licht wendt de kunstenaar ook andere energiebronnen aan, waarin al genoemde contrasten licht-donker, zwart-wit, warm-koud of stilte-geluid een bron van figuurlijke en mentale spanning teweegbrengen. Sprekend zijn de twee magnetische kubussen met een aantrekkingskracht van maar liefst 3000 kg, die hij in 1974 maakte. Een suggestief werk, waarvan men zich afvroeg wanneer de massieve kubussen door hun magnetisme in beweging zouden komen. Een sleutelwerk uit die tijd was 3 Elementen (‘Warm, Koud, Schok’), drie vierkante aluminium platen waarvan de eerste bij aanraking onder stroom bleek te staan en de volgende achtereenvolgens ijskoud en warm aanvoelden. Hier ging het bij aanraking van het voorwerp niet alleen om de visuele ervaring, ook om de niet waarneembare mentale plasticiteit.

17 16
Drie Elementen

De werken van Jan van Munster hebben een inzichtelijke ordening, zijn technisch volmaakt en van een stille schoonheid. Altijd worden ze overzichtelijk gepresenteerd. Ze ogen koel en helder, maar aan de intensiteit zal de beschouwer zich niet kunnen onttrekken. Het koele aspect wordt in de hand gewerkt door de verschijningsvormen die verwant zijn aan de beeldtaal van de geometrie: lijn, cirkel, vierkant, kubus of diagram. Later voegden zich daar drie-, vier- of vijfhoeken aan toe. Concrete kunst. Maar de symbolische betekenis van zijn werk laat zich niet alleen door natuurkunde of alchimie verklaren. Van Munster geeft wel degelijk een emotionele lading aan zijn werk, dat hij zelf in geen enkel opzicht abstract vindt. Zowel zijn autonome werken als werken die hij in opdrachtsituaties vervaardigde, concentreren zich op emotionele ervaringen van ons bestaan: warm en koud, haat en liefde, aantrekken en afstoten, lawaai en stilte, enzovoort.

8 19
Energienaald, Almere, 1985 (l)
Japan Air, Bibliotheek Rotterdam, 1984 (r)

De vele werken die hij in de functie van de omgeving ontwikkelde, zijn haast vanzelfsprekend. Zoals op straat tussen lage bebouwing in Almere, waar hij in 1984 de Energielijn liet verrijzen, een stalen mast, 55 meter hoog met wit neonlicht in het bovenstuk van 10 meter. Een stralend lichtbaken, als energiemiddelpunt van de stad. Of Japan Air, een tijdelijke – waarom eigenlijk tijdelijk? – installatie op de toren van de oude bibliotheek in Rotterdam, die bestond uit een horizontale witte neonlijn, op het einde waarvan een neoncirkel balanceerde. Dan wel in Den Haag, in de hal van het Museon. Hier plaatste hij in 1986 in verschillende richtingen drie lijnen in de vloer: een warmte-lijn, een licht-lijn en een magnetische lijn. Energiek legde hij hier een verband tussen binnen en buiten en van het ene museum, het belendende Gemeentemuseum, naar het andere. Een van de mooiste monumentale, lyrische werken dat zijn stempel ook zo nadrukkelijk op de omgeving drukt, bevindt zich op het dak van de Rotterdamse schouwburg. Overdag een zwaar uitgevallen balk, die in de wind op en neer zweeft, ’s nachts een bewegende streep licht. In zijn laatste overzichtscatalogus staan ruim vijftig kunstopdrachten in uiteenlopende technieken in de openbare ruimte vermeld. Met name in Duitsland zijn er veel uitgevoerd.

15
Balancerende energielijn, Schouwburg Rotterdam, 1988

Sinds 2005 is de artistieke site IK, in Oost-Souburg aan het eind van de A58, de thuishaven van Jan van Munster. IK benadert het ideaalbeeld van de gevierde en gedreven kunstenaar, immer overtuigd van zijn eigen ideeën en denkbeelden. Op kunsteiland IK staan kwaliteit en vernieuwing centraal. Een belangrijk accent ligt op het experiment en wordingsproces, het heeft dan ook een belangrijke functie als laboratorium, productieplek en podium voor kunstenaars en curatoren. Feitelijk is IK de opvolger van de kunstplaats Plus Min, die Jan van Munster in 1995 in een duingebied op Schouwen-Duiveland verwezenlijkte en die hij tien jaar lang beheerde. De polariteit van de energiekernen + en – was sinds midden jaren tachtig het principe waarop Van Munster zijn werk baseerde: energie in beeld en beeld in energie. Gaandeweg ontwikkelde zich het idee om die in een architectonische sculptuur gestalte te geven. Bij Renesse, waar ‘zee en land, wind en energie tot een geïntegreerde universele uitdrukkingskracht’ samen kwamen, creëerde de kunstenaar die nieuwe plek voor de kunsten. Pier and Ocean, het gerenommeerde schilderij van Mondriaan was hem een lichtend voorbeeld. De gebouwen in de vorm van een + en een – oogden daar onder aan de dijk, 2.70 meter onder de zeespiegel, als een monumentaal teken. De strakke belijning van glas en lichtgrijs beton, in sterk contrast met de schaars gebouwde omgeving van de boerderij en enkele woningen, was vooral vanuit de lucht goed waarneembaar. Bij mijn bezoek in 1998 – voor Heden kochten we toen enkele werken van Jan van Munster aan 1) – trof mij de associatie met Chinati, het kunstterrein van Donald Judd in Marfa, Texas dat ik toen net bezocht had. De volumineuze betonnen beelden van Judd vertoonden grote gelijkenis met de sculpturale paviljoens bij Plus Min.

2
Luchtopname kunstcentrum Plus Min, Renesse

De + als expositieruimte en de – als atelier bleken energieverschaffers voor interessante kunstenaars, die er in hun werkproces een tijdelijk rustpunt konden vinden. Evenals bij Donald Judd in Marfa, maakten curatoren bij Stichting Plus Min imposante exposities. De oprukkende toeristenindustrie op het eiland – aangrenzend verrees een camping – zorgde voor een te ‘negatieve impact op de filosofie’ ervan. Die was er debet aan dat Plus Min in 2003 werd opgeheven. Twee jaar later verlegde de kunstenaar noodgedwongen zijn werkterrein naar Oost-Souburg. Ook hier richtte hij een stichting op en dienen twee gebouwen, nu in de vorm van een I en een K, als werk-, productie- en presentatieplek voor kunstenaars, terwijl in het hoekpaviljoen intieme tentoonstellingen plaatsvinden, bijvoorbeeld bijzondere keuzes uit privécollecties. Onder andere in samenwerking met het Mondriaan Fonds strijken er jonge kunstenaars neer voor een werkperiode. Recent waren Thomas Bakker, Willem Besselink en Aram Tanis er te gast. IK nodigt ook vooraanstaande gastcuratoren als Peter Lodermeyer uit, om tentoonstellingen te maken. De aantrekkingskracht en het vermogen van IK om verschillende groepen aan zich te binden schuilt in het intieme en kleinschalige karakter van de positie op het snijvlak tussen publiek domein en privédomein. Door de bijzondere architectuur en het onalledaagse aanbod is deze parel van Zeeland een inspirerende ontmoetingsplaats voor kunstenaars, kunstliefhebbers, geïnteresseerden in nieuwe processen, verzamelaars en museummensen.

12 20
Willem Besselink, 6500:1, resultaat werkperiode bij IK, november/december 2012 (l)
Plus Minus, Zwolle, 1988 (r)

Tot 1996 waren de + en de – terugkerende steunpunten in een proces waarin Jan van Munster natuurkundige oerwaarheden aan een spannende symboliek ondergeschikt maakte. Daarna verschenen de I en de K ten tonele. Van Munster wilde niet te boek blijven staan als kunstenaar van ‘de plussen en de minnen’. Je zou IK als een vorm van egotripperij kunnen uitleggen, maar daar is bij deze rustige en evenwichtige kunstenaar geen sprake van. IK verwijst naar onze identiteit en individualiteit. Juist in het persoonlijk voornaamwoord IK voelt Jan van Munster de energiegeladenheid van het individu. Een voornaamwoord als JIJ of HIJ zou veel te ver van hem af staan, zoals hij ergens aangeeft. Werken in de serie IK, I, ICH en MOI zijn in verschillende variaties te zien op diverse plekken, binnens- en buitenshuis. De meest monumentale van glas, neon en staal staat sinds 2003 ’s avonds op het Rijkskantorengebouw in Utrecht te pronken, beter gezegd te stralen.

5
IK voor Utrecht, 2003

Op het hoogtepunt van zijn kunstzinnige carrière ontdekte Jan van Munster, min of meer toevallig, de elektro-encefalogram (eeg) als onderlaag voor een nieuwe cyclus in zijn werk. Die wordt in de geneeskunde toegepast om de elektrische activiteit in de hersenen zichtbaar te maken. Een nieuwe bloeiperiode volgde. De grafische voorstelling van hersenactiviteiten in vele situaties als actief, rust, slaap, nervositeit of hyperventilatie, gebruikt Van Munster sinds 1997 als materiaal voor deze serie kunstwerken Brainwaves. Korte individuele fragmenten uit de technisch geproduceerde golfpatronen van zijn eigen hersenactiviteit vergroot hij en laat hij oplichten in de vorm van gekleurde neonbuizen. Sidderlijnen tekende hij overigens al voordat hij de eeg ontdekte. Wellicht zijn de Brainwaves in het oeuvre van de kunstenaar juist de werken die de meeste emotionele reacties oproepen. Afhankelijk van de kleur en intensiteit van het licht kan een Brainwave bijna explosieve veranderingen teweegbrengen in de omgeving waarin hij geplaatst is. De open golfbewegingen maken ze zeer geschikt voor de openbare ruimte. Een van zijn meest recente en representatieve Brainwaves valt te bewonderen in de Nederlandse Ambassade in Brussel.

11 mauritskade
Brainwave, Brussel, 2010 (l)
Brainwave, Den Haag, 2009 © Eric de Vries (r)

Jan van Munster wil altijd het beste beeld maken. Met tegenstellingen, dat is zijn eerste voorwaarde. Immer is hij aan het kijken hoe beknopt en spaarzaam het kan. Met weinig middelen zoveel mogelijk willen zeggen, liefst het hele verhaal in één lijn. Mag ik Mondriaan hier nog een keer noemen? Die probeerde in zijn abstracte werken met zijn horizontale en verticale lijnen ook de spanning tussen tegenstellingen van het leven uit te drukken: negatief en positief, lichaam en geest, conflict en harmonie, enzovoort.

Nooit is het werk van Jan van Munster werk opdringerig, eerder verleidt het door de schoonheid van vorm en materiaal. Zijn werken verdienen grote beschouwelijke aandacht en krijgen dat ook, zoals nu in de tentoonstelling Dynamo. A century of light and movement in the art. 1913-2013 in het Grand Palais in Parijs met werk van coryfeeën als Marcel Duchamp, László Moholy-Nagy, Alexander Calder, François Morellet, Dan Flavin, Olafur Eliasson en Anish Kapoor.

Ten slotte: Jan van Munster beschikt over een onuitputtelijk uithoudingsvermogen. Dat zie je niet alleen aan zijn kunstopdrachten af, maar ook aan de wijze waarop hij het IK-eiland kon realiseren. Eigenlijk een godswonder dat het tot stand kon komen met zoveel partijen ermee in de weer, zich achter duizend-en-een regels verschuilend.

10
Battery for the general, 1995, collectie Heden

1) Een van de aangekochte werken was The Battery, een granieten beeld in de vorm van een raket of kogel met een vlijmscherpe punt. Een contrastrijk werk met een dubbele bodem: het dient om er oorlog mee te voeren. Voor het seksuele genot van de militairen maakte Van Munster er een gat in. Dat kan slecht uitpakken, want je kunt er impotent van worden, graniet kan namelijk radioactief zijn! Het werk is nog steeds te huur bij Heden.

Literatuur

Er zijn veel publicaties over het werk van Jan van Munster verschenen. De belangrijkste bronnen die ik raadpleegde en waaruit hier en daar ook is geciteerd, zijn:
Paul Hefting, Jan van Munster. Energie in beeld. Utrecht: Veen/Reflex, 1988.
Anne Stolz e.a., Jan van Munster. Werken/Arbeiten 1980 – 1987. Otterlo: Kröller-Müller, 1987.
Chris Dercon e.a., Stichting Plus Min. Renesse: Stichting Plus Min, 1996.
Jan van Munster e.a., Licht, Light, Licht, Jan van Munster. Heijningen: Jap Sam Books, 2012.

De foto’s stelde Jan van Munster ter beschikking

http://janvanmunster.nl/
http://stichtingik.nl/

5 reacties

  1. Ha Michiel, mooi verhaal. Laat ik nou net een wandsculptuur van Van Munster hebben opgehangen in het museum, tussen werk van zijn Gorcumse collega’s. Dat moet je dan maar vlug komen bekijken.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *