Landen op het oude vliegveld Kai Tak in Hongkong was niet alleen voor piloten een unieke ervaring, ook beeldend kunstenaar en filmer Gerard Holthuis heeft deze beelden als hypnotiserend ervaren. Eind jaren negentig kon men er niet op instrumenten landen, piloten moesten eerst visueel contact maken met een marker op een berg, vervolgens daar recht op af vliegen om tenslotte op het juiste moment de stuurknuppel om te gooien en te landen. Vanaf de berg filmde Holthuis deze unieke ervaring als studiemateriaal voor de film Hongkong (HKG). De muziek van Barry White wordt door het oorverdovend geluid van het naderende vliegtuig weggedrukt: KowLoon City One. Aanvankelijk had Holthuis het plan om met het geschoten materiaal een installatie te maken over zijn fascinatie voor hard geluid. De opnames van zijn cameraman Hein van Liempd, waarin je machtige Jumbo-jets in volle vlucht, met donderend geraas tussen wolkenkrabbers naar beneden ziet glijden maakten zo’n indruk dat hij er in plaats van een installatie, een film van maakte: Hongkong (HKG) uit 1999. Hongkong, dat aan het eind van de vorige eeuw de meest vreemde en buitensporige elementen in zich opnam: een metafoor voor het leven in een miljoenenstad.
Twee jaar eerder liet Gerard Holthuis in het toenmalige Haags Centrum voor Aktuele Kunst (HCAK) aan de Stille Veerkade, ook een indrukwekkend werk zien. Drie aaneengehechte installaties. Allereerst De Stad, een filminstallatie als achtergrondprojectie, waarin de kunstenaar met een lamp en een camera ’s nachts vanuit een boot de wateren van Den Haag verkende. Daarna De Jongens, twee in dit geval, die op scooters door de stad scheurden, vrouwen van hun handtasjes beroofden, of mensen bij een pinautomaat overvielen. Deze scenes speelden zich op zeven schermen en spiegels af waardoor de kijker zijn eigen montage kon maken. Tenslotte De Meisjes, als tegenhanger van De Jongens, met hun naar buiten gerichte activiteiten. De bewegingloze beelden van de meisjes werden middels zeven opgehangen projectoren op postkaartformaat op de grond geprojecteerd. In de programmering van het HCAK zou je de kunstenaar Gerard Holthuis niet verwachten. Als je tenminste de thematische, over langere perioden uitgestrekte projecten beziet, die dit experimentele kunstcentrum tussen 1978 en 1996 arrangeerde. Holthuis’ filmwerk lijkt wat in de vergetelheid te zijn geraakt. Daar wil ik het in dit verhaal aan ontrukken. Hij is een kunstenaar, die net zoveel aandacht verdient als de vele, inmiddels bekende en vaak gelauwerde kunstenaars, die het HCAK in de jaren van zijn bestaan bevolkten.
Aanvankelijk werkte Gerard Holthuis (Venlo, 1952) in zijn geboorteplaats als beeldhouwer. Al op jonge leeftijd gaf hij er de brui aan, hij voelde zich meer aangetrokken tot de filmwereld. Toen hij het werk van Frans Zwartjes in zicht kreeg, die vanaf eind jaren zestig om zijn experimentele films befaamd werd, verkaste hij naar Den Haag. Op de Vrije Academie stortte hij zich op het medium film. Nog steeds kan Holthuis in lyrische bewoordingen over zijn leermeester spreken, die hem vooral de liefde voor het vak bijbracht. “Als de film in de camera zit, druk je op de knop in en je filmt”, was de eerste les van Zwartjes. Slechts drie minuten duurde die.
Frans Zwartjes, foto: Jasper Zwartjes
In Holthuis’ filmwerk, installaties, performances en ook in zijn onderzoekswerk neemt de beleving van ruimte een centrale plaats in. Niet alleen ruimte als een geografisch bepaalde plaats, maar vooral die waarin een gebeurtenis plaatsvindt of een droom zich afspeelt. De kunstenaar is er nooit op uit zijn kijkers van een of andere visie te overtuigen. Altijd geeft hij een interpretatie van de wereld, zoals hij hem wil zien. In zijn eerste werk was die wereld nog beperkt tot het atelier en de huiskamer. In I Remember, de film waarmee hij in 1979 debuteerde, stond een beeldhouwer centraal die in zijn nagenoeg lege atelier de ruimte met gekleurde neonbuizen en objecten vorm gaf. Waar deze film, zonder drama maar vol beeldende elementen ophield, begon de installatie #31 (RGB), die hij samen met Joost Rekveld bouwde: een lichtruimte bestaande uit 80 tl-buizen in rode, blauwe en groene kleuren. Computerprogramma’s genereerden daarin voortdurend andere ritmes, lichtintensiteiten en patronen. Zo brachten zij in een film, waar de bezoeker middenin stond en niet naar een scherm keek, een aspect van bewegend licht tot leven.
Stroom 2, #31 (RGB) ism Joost Rekveld
Op maatschappelijke thema’s zul je Holthuis niet snel betrappen. De enige politiek geëngageerde film was Fiction uit 1981, waarin een werknemer bij een kerncentrale een ongeluk meemaakt, dat aan nalatigheid van de directie te wijten was. Hij kreeg het idee door de wijd uiteenlopende opvattingen, die over het gevaar van kernenergie op de televisie ten beste werden gegeven. Met Fiction speelde de kunstenaar in op de discussie rond kernenergie, die eind jaren zeventig Europa in de ban hield en in menige stad tot massale demonstraties leidde. Op de actualiteit van dat moment sloot hij aan, door zijn hoofdrolspeler te laten onderduiken en een ongeluk met radioactiviteit te laten forceren. Zo liet hij zien wat er zou kunnen gebeuren als er echt iets in een kerncentrale zou misgaan.
Uit dezelfde periode stamt Werk je hier, waarin een nachtwaker in het Haags Gemeentemuseum gefascineerd raakt door een schilderij van Mondriaan, de rastercompositie Dambord, lichte kleuren. Tijdens lange nachten dwaalde hij door de zalen van het museum en reageerde op hetgeen er in de tentoonstellingen hing. Dan vroeg hij zich af of conservatoren en bezoekers het zouden merken als hij blokjes in het dambord van Mondriaan zou overschilderen. Maar bij terugkomst overdag als hij al die bezoekers in de zalen zag ronddwalen, realiseerde hij zich dat de kunst tot gebruiksvoorwerp was verworden. Voor hem bleek de magie van de kunst toen te zijn uitgewerkt.
In zijn latere films gaat Gerard Holthuis over de landsgrenzen heen en gaan landschappen en gebouwen een pregnantere rol spelen. Na de al gememoreerde voltreffer Hongkong (HKG) springen er uit: GOZO (MLT) uit 2000 met als thema religie en sensualiteit tijdens de Mariaverering op het gelijknamige eiland bij Malta, The West (2002), een reis door de woestijn van de Verenigde Staten, waarin het oerlandschap centraal staat en Careless Reef (2003), een imaginaire reis naar het spectaculaire onderwaterlandschap van de Rode Zee, een soort roadmovie onder de zeespiegel, waarin droom en werkelijkheid in elkaar opgaan. Het is vooral de emotionele beleving die de kunstenaar bij een bepaalde plek heeft, welke hij zonder veel dramatiek in deze films zichtbaar maakt. In plaats van een maatschappelijke invalshoek te kiezen legde hij een fenomeen vast. Een chronologisch of literair verhaal zul je dan ook vergeefs in zijn films aantreffen.
Careless Reef – Marsa Abu Galawa
Het werk van Gerard Holthuis deed me bij het schrijven van dit stuk wel denken aan de notitieboekjes van Eindhovense kunstenaar Piet Dirkx, aan wie ik enige tijd geleden een verhaal wijdde. Daarin noteert Dirkx tekeningetjes, krabbels, zinnen en uitdrukkingen, als herinnering of sfeerbeeld die voor hem een coherent geheel vormen voor zijn uiteindelijke werk. Voor een buitenstaander roepen ze emoties, impressies en een belevingswereld op die de persoonlijk waarneming en zicht op de wereld van de maker onthullen. Zo zit het denk ik ook bij de films van Holthuis, die je als zijn persoonlijk dag- en notitieboek kunt zien en zijn eigen bestaan vastleggen. “Het gaat mij er om de ervaring van wat mij bezighoudt over te brengen. Wat me daarbij aan het medium film fascineert is dat je een realiteit kunt maken. Net als een droom. Met film kun je de werkelijkheid maken, zoals je die zelf ziet. Ik wil het zelf geen naam geven maar het zal wel voortkomen uit het verlangen je eigen wereld vorm te geven”, zei hij er in een interview over. En zo is Holthuis in staat altijd een nieuwe ervaring bij de toeschouwer tot stand te brengen, vergelijkbaar met een gedroomde werkelijkheid. Op intuïtieve wijze kan hij beeld, sfeer en kleur combineren en daarmee zijn eigen realiteit scheppen. De inhoud daarvan is vergelijkbaar met de wijze zoals hij filmt: beeldend, zonder een van te voren vastgelegd script of scenario. Van beeld naar beeld voert hij je langzaam maar zeker mee naar een herkenbare wereld, die bestaat uit realistische beelden. Alleen in die combinatie en opeenvolging, dikwijls voorzien van intense muziek, heb je ze nooit gezien, laat staan ervaren. Dat is waar het de kunstenaar ook om bedoeld is: hij wil de kijker zijn eigen verhaal laten maken.
Gerard Holthuis: “In 1972 maakte ik mijn eerste filmpje. Ik was helemaal weg van kunstenaars als Bas Jan Ader, Ger van Elk, Marinus Boezem en Jan Dibbets. Ik had een Bauer super8 camera en een draadontspanner van tien meter. Als in High Noon ging ik een duel aan met de camera als tegenstander. Het zwart/wit filmpje is in de post verdwenen en ik heb het nooit teruggezien. In 1997 heb ik de film opnieuw gemaakt tijdens een performance in het Archief. Ditmaal was mijn tegenstander een Arri BL en had ik de beschikking over een Magnum (zoals in Dirty Harry) en een Walther PPK. Film en geweld (fysiek en psychisch) gaan hand in hand.” Foto: Frank Fahrner
Veel onderzoek heeft Gerard Holthuis uitgevoerd, vaak zonder dat het tot zichtbaar resultaat leidde. Zijn fantasie liet hij ook in 1994 de vrije loop in een onderzoek naar Sternet, een netwerk van twaalf in architectonische zin befaamde gebouwen voor de distributie van post. Vanaf 1992, toen het goedkoper bleek de post niet meer per trein maar per de wagen te vervoeren, kwamen ze leeg te staan. In Den Haag is dat het PTT-sternet gebouw op de hoek Waldorpstraat / Rijswijkseweg, ooit ontworpen door een voormalig rijksbouwmeester, architect Bremer. Om mee te denken over een nieuwe bestemming voor deze gebouwen kreeg Holthuis de opdracht de verbeelding van deze niet vanzelfsprekende gewaardeerde architectuur aan te spreken. Per trein reisde hij naar alle gebouwen en liet zich inspireren door de architectuur en de omgeving. Tot een film kwam het niet, wel verbeeldde hij aanknopingspunten voor hergebruik in een futuristische installatie in het Architectuurmuseum.
Kunstcentrum Heden, voorheen de Haagse Artoteek toonde in 2000 GOZO (MLT), een installatie met foto’s en video gebaseerd op Holthuis’ reis naar het eiland Gozo. Voor de jaarlijkse Mariaverering in juni komt iedereen daar naar de hoofdstad Victoria. In processie wordt het Mariabeeld, begeleid door de plaatselijke fanfare en vuurwerk, urenlang door de straten gedragen en is bijna iedereen bezig met het beleven van zijn religie. Niet de jongere meisjes. Mooi gemaakt, altijd lachend met rode lipstick en lang zwart haar, ontblote schouders zijn zij continu aan het lonken: dé gelegenheid om op die zwoele zomeravond hun partner te vinden. Geloof, liefde en verlangen gaan er hand in hand, aan de ene kant het verhevene en het niet- aardse, aan de andere kant de tastbare, sensuele en zinderende sfeer. Ook een privé cinema, waarin Gerard Holthuis zijn films, documentaires en foto’s toonde, was in 2003 bij Heden te zien en voor het uitwisselingsprogramma Landing Soon, verbleef de kunstenaar in 2007 drie maanden in Yogyakarta. Op de voet volgde hij er Indonesische kunstenaars en legde tevens het dagelijkse leven in deze Javaanse stad vast. Niet onvermeld mag blijven dat Gerard Holthuis als filmmaker en producent, ook een van de oprichters van de Stichting Filmstad was, die zich al in de jaren tachtig richtte op het produceren en vertonen van kunstzinnige films in Den Haag.
Veel filmmateriaal ligt nog op de plank om uitgewerkt te worden. Momenteel werkt Holthuis aan een film waarvoor hij gedurende een periode van vijf jaar opnames maakte in de wijk Talad noi in Bangkok. De film is opgenomen in een straal van 300 meter rondom het River View Guesthouse en volgt een boeddhistische monnik, een kamermeisje en de klusjesman van het guesthouse op de voet. Talad noi is een portret van een wijk, waar de kunstenaar de mensen net als de vliegtuigen in Hongkong wilde filmen. Ze zijn aanwezig, maar hebben een verborgen geschiedenis en laten slechts hun schaduw op de grond achter. Wat ervan overblijft vindt de kunstenaar zelf een betoverende plek op de aardbol.
“Het ontbreken van een lineair verhaal is misschien wel de zwakste schakel in mijn films, maar tevens meteen ook mijn sterkste punt”, zegt hij laconiek over zijn werk, “het geeft ruimte aan de toeschouwer om een eigen standpunt in te nemen en zich voor een filmische ervaring open te stellen”. Blijkbaar is hij van mening dat hij met zijn werk niet zozeer door, maar juist langs de kunst heen laveert.
Met de presentatie van de drie installaties De Stad, De Jongens en De Meisjes genereerde het HCAK in 1996 Holthuis de ruimte een treffend beeld van zijn beroepspraktijk te laten zien: het verhaal van het leven in de stad, uitgewerkt in een ruimtelijke opstelling van filmschermen, waarin de bezoeker zelf een weg moest zien te vinden en actief verbindingen kon leggen tussen de verschillende gebeurtenissen. Een installatie die hem de mogelijkheid gaf ter plekke een ervaring met de bezoeker te delen. Maar vooral betrof het een onderzoek van de kunstenaar, als voorbode tot zijn belangrijkste film Hongkong (HKG). De installatie in het HCAK zou vier jaar later ook leiden tot de film City at Night een thriller, uiteraard zonder verhaal, die zich ’s nachts afspeelt in de grachten van Den Haag.
Gerard Holthuis heeft ons een mooi en overzichtelijk oeuvre gebracht. Het wordt tijd voor een retrospectief.
Literatuur
Gozo, werken van Gerard Holthuis tot 2000, uitgave Artoteek Den Haag, 2000