weergegeven: 41-45 van 50 resultaten

Breekijzer op het geheugen: over het werk van Marten Hendriks


De gedachte van een lijn, 1988

Rechercheurs denken in beelden. Voortdurend moeten ze bij het oplossen van een misdaad stukjes van de puzzel verschuiven, rangschikken en combinaties of relaties zoeken. Associatief. Hun waarneming sturen ze zo dat ze die kunnen spiegelen aan een (vermeende) werkelijkheid. Marten Hendriks (1941) stamt uit een gezin van rechercheurs. Zijn vader was een bekende politieman in het oosten van het land. Ook zijn oudere broer werkte als rechercheur. Nu plegen rechercheurs nooit erg mededeelzaam over hun werk te zijn, maar Marten Hendriks moet vroeger thuis het een en ander over recherchewerk hebben meegekregen. Het lijkt mij geen toeval dat hij al van jongs af aan een bijzonder scherpe waarneming bezit en in zijn werk op vergelijkbare wijze oplossingen bedenkt als zijn vader en broer vroeger in hun metier. In zijn werk verricht Marten Hendriks ook het nodige onderzoek, als kunstenaar gaat hij alleen een stapje verder. Bij hem levert het organische proces méér op: nieuw werk. Uit dat wat hij maakt ontstaat nieuw materiaal, dat weer als basis voor nieuw materiaal dient.

De meest uiteenlopende disciplines als ruimtelijk werk, fotografie, film en geluid, video, diaprojecties, boeken en installaties heeft Marten Hendriks naast en in samenhang met elkaar aangewend. Daardoor lijkt zijn oeuvre nogal ongelijksoortig van aard, maar kenners hebben zijn ontwikkeling als ‘vloeiend en logisch’ ervaren. Was het menselijk lichaam in zijn vroegere werk het uitgangspunt, later werden dat architectuur en de urbane omgeving.

Zijn werk boeit mij al jaren. Het valt evenwel niet altijd gemakkelijk te lezen. Ik heb nog wel eens het gevoel dat je zijn volgende werk moet zien om het vorige te kunnen duiden. Een kunstcriticus betitelde het onlangs nog als ‘ongrijpbaar’. Alsof de kunstenaar er bewust onduidelijkheid over wil scheppen. Zelf zegt Hendriks dat het geen verlangen naar ongrijpbaarheid in zijn werk is, maar een verlangen naar vrijheid: hij wil zich niet verplicht voelen aan welke reputatie dan ook. Bij Marten Hendriks gaat het altijd over de intrinsieke waarde van de kunst. Om het publiek bekommert hij zich niet zo, althans, hij houdt er bij het maken van werk geen rekening mee. Kom daar in deze tijd van marktgerichte kunstenaars maar eens om!

Niet alleen als kunstenaar heeft Marten Hendriks aanzien, ook als tentoonstellingsmaker wordt hij op handen gedragen. Door de ordening en verbindingen die hij aanbrengt en de onderdelen die hij accentueert, creëert hij helderheid, en krijgen zijn werken onderling nieuwe inzichten en betekenissen. (meer…)

Zij met ons – Het EGBG archief van kunstenaar Martijn Engelbregt


Martijn Engelbregt, Zij met ons, 2009

Je zult maar illegaal zijn en een vragenlijst van REGONED (Registratie Orgaan Nederland) in de brievenbus aantreffen met het verzoek antwoord te geven op vragen als: “Bent u illegaal?”, “Van hoeveel mensen in uw omgeving weet of vermoedt u dat zij illegaal zijn?” of “Wilt u deze (vermoedelijke) illegalen aangeven?”. Een enquête met deze vragen ontwierp kunstenaar Martijn Engelbregt, als kunstopdracht van het debatcentrum De Balie en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. De officieel ogende vragenlijst liet hij in 2003 maar liefst onder 200.000 huishoudens in Amsterdam bezorgen. De ontvangers sommeerde hij deze (lees: aangifte) duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en die per omgaande naar REGO Nederland te retourneren. Dit indringende onderzoek van de kunstenaar naar illegalen in Amsterdam deed het nodige stof opwaaien. Herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog, waarin burgers tegen betaling Joden en mensen uit het verzet aangaven, kwamen boven drijven. En zeker toen het een gesubsidieerd kunstproject bleek te zijn, waren de rapen gaar. Mensen stuurden het formulier verscheurd en volgekalkt terug, waarbij de kunstenaar de ergste verwensingen naar het hoofd geslingerd kreeg. Volgens enkele media bleken illegalen ook echt de dupe te zijn: dikwijls durfden ze niet meer naar hun werk te gaan of sterker, werden ze door hun werkgever de laan uit gestuurd. Met dit kunstproject beoogde Engelbregt de aandacht te richten op de vaak schrijnende situatie van illegalen; ook de angst waarmee zij in Nederland leven, wilde hij aan de kaak stellen. “Het is niet mijn bedoeling om deze angst te vergroten. Ik vind het afschuwelijk dat een aantal illegalen het formulier verkeerd heeft begrepen en hierdoor extra bang is geworden”, zo liet hij in de Volkskrant optekenen. (meer…)

De filmografie van Gerard Holthuis

Landen op het oude vliegveld Kai Tak in Hongkong was niet alleen voor piloten een unieke ervaring, ook beeldend kunstenaar en filmer Gerard Holthuis heeft deze beelden als hypnotiserend ervaren. Eind jaren negentig kon men er niet op instrumenten landen, piloten moesten eerst visueel contact maken met een marker op een berg, vervolgens daar recht op af vliegen om tenslotte op het juiste moment de stuurknuppel om te gooien en te landen. Vanaf de berg filmde Holthuis deze unieke ervaring als studiemateriaal voor de film Hongkong (HKG). De muziek van Barry White wordt door het oorverdovend geluid van het naderende vliegtuig weggedrukt: KowLoon City One. Aanvankelijk had Holthuis het plan om met het geschoten materiaal een installatie te maken over zijn fascinatie voor hard geluid. De opnames van zijn cameraman Hein van Liempd, waarin je machtige Jumbo-jets in volle vlucht, met donderend geraas tussen wolkenkrabbers naar beneden ziet glijden maakten zo’n indruk dat hij er in plaats van een installatie, een film van maakte: Hongkong (HKG) uit 1999. Hongkong, dat aan het eind van de vorige eeuw de meest vreemde en buitensporige elementen in zich opnam: een metafoor voor het leven in een miljoenenstad.


De Stad in het HCAK, 1996

Twee jaar eerder liet Gerard Holthuis in het toenmalige Haags Centrum voor Aktuele Kunst (HCAK) aan de Stille Veerkade, ook een indrukwekkend werk zien. Drie aaneengehechte installaties. Allereerst De Stad, een filminstallatie als achtergrondprojectie, waarin de kunstenaar met een lamp en een camera ’s nachts vanuit een boot de wateren van Den Haag verkende. Daarna De Jongens, twee in dit geval, die op scooters door de stad scheurden, vrouwen van hun handtasjes beroofden, of mensen bij een pinautomaat overvielen. Deze scenes speelden zich op zeven schermen en spiegels af waardoor de kijker zijn eigen montage kon maken. Tenslotte De Meisjes, als tegenhanger van De Jongens, met hun naar buiten gerichte activiteiten. De bewegingloze beelden van de meisjes werden middels zeven opgehangen projectoren op postkaartformaat op de grond geprojecteerd. In de programmering van het HCAK zou je de  kunstenaar Gerard Holthuis niet verwachten. Als je tenminste de thematische, over langere perioden uitgestrekte projecten beziet, die dit experimentele kunstcentrum tussen 1978 en 1996 arrangeerde. Holthuis’ filmwerk lijkt wat in de vergetelheid te zijn geraakt. Daar wil ik het in dit verhaal aan ontrukken. Hij is een kunstenaar, die net zoveel aandacht verdient als de vele, inmiddels bekende en vaak gelauwerde kunstenaars, die het HCAK in de jaren van zijn bestaan bevolkten.
(meer…)

De klare taal van Bob Bonies, Ad Dekkers en galeriehoudster Riekje Swart


Opening tentoonstelling in Galerie Swart in 1968
v.l.n.r. Ad Dekkers, Hans Koetsier, Riekje Swart, Bob Bonies en Peter Struycken © Studio AP, Amsterdam

Terwijl eind jaren vijftig iedereen met Cobra bezig was, brak een periode van veranderingen aan. Nieuwe richtingen in de kunst ontstonden, de Nederlandse en Belgische Informelen, Zero of Nul: kunstenaars, die abstracte kunst wilden maken zonder diepzinnige emotionele achtergrond. Andere jonge, systematisch werkende kunstenaars (her)ontdekten de belangrijkste constructivistische kunstenaars van voor de oorlog: Mondriaan en Van Doesburg. Het concept  van concrete kunst, dat Van Doesburg had geformuleerd pakten deze jonge kunstenaars op: Bob Bonies, Ad Dekkers en Peter Struycken. Zij werden de pioniers van een nieuwe, rationeel denkende generatie kunstenaars die zich rond 1960, na de expressionistische periode van Cobra, manifesteerde. In dat klimaat begon Hendrika (Riekje) Swart in 1964 haar galerie aan de Keizersgracht in Amsterdam. Die zou legendarisch worden. Op Cobra was ze totaal uitgekeken, ze had er zelfs een afkeer van en zocht per se naar iets anders. (meer…)

Het bijna niets van Piet Moget, schilder van licht en ruimte


Piet Moget, bij zijn rijdend atelier aan de kade in Port La Nouvelle, 2001 © Photsea Studio

Eind oktober fietsen we op een koude, maar heldere herfstochtend in de Languedoc langs de Middellandse zeekust, van Narbonne naar Port la Nouvelle. Na alle drukte van de stad duikt na enige tijd haast vanuit het niets een overweldigend natuurgebied op: La Narbonnaise. Honderden kraanvogels en flamingo’s bivakkeren in dit binnenmeer. In de ijle lucht overvalt je het licht, dat met de minuut verandert als de ochtendzon naar boven kruipt. Al snel ketst de zon als een bezetene op het water aan de beide zijden van de wegdam en lijkt de roze gloed van de flamingo’s naar de hemel te weerkaatsen. Voorbij dit vogelrijke natuurgebied verandert de omgeving plotsklaps. Even voor het stadje Sigean rijden we door een ongenaakbaar, veel harder en kaler landschap. Het is een landstreek waar de Mistral en de felle zon nu in het najaar hun sporen tussen uitgebloeide wijngaarden hebben achtergelaten. Verderop, richting Port la Nouvelle ontwaren we betonnen silo’s en havenkranen die ons aan een Oosteuropees landschap doen denken. Als we na onze fietstocht op de wintercamping naast het Afrikaanse wildpark bij Hameau du Lac arriveren, een paar kilometer van de autoroute Montpellier- Perpignan, is de lucht inmiddels gaan betrekken. Grijstonen voeren nu de boventoon. Zo ervaren we vandaag het licht en het landschap vele malen anders, afhankelijk van de helderheid, de kleuren en het uur van de dag. In deze landstreek heeft het licht een bijzondere kwaliteit.

   
Zonder titel, 1986 – 1987, olieverf op doek, 195 x 185 cm (l)
Zonder titel, 1991 – 1995, olieverf op doek, 126 x 117 cm

(meer…)